zaterdag 28 januari 2017



Briefschaften vom Haus Leemkuijl in Limers



Hoge Raad van Adel, Collectie Van Spaen, Inventarisnummer 173: Register, bevattende:

a. Copieën van en extracten uit acten uit de 13de - 17de eeuw, berustende in archieven van Gelderse en andere riddermatige huizen, geslachten, kloosters en kerken.



In dit register: deel 2 Archieven van Leemkuil. Waarschijnlijk waren deze archieven toentertijd op huis de Leemkuil aanwezig. Het zou kunnen dat W.A. van Spaen deze afschriften heeft gemaakt tijdens zijn verblijf in het Kleefse hertogdom in de laatste jaren van de achttiende eeuw. Het betreft 38 pagina's, met in totaal 198 afschriften van akten uit de periode 1352 - 1648. Soms is enkel een losse zin uit de betreffende akte overgenomen om een familierelatie duidelijk te maken of een persoon te kunnen koppelen aan een jaartal. Vermoedelijk zijn de oorspronkelijke akten veel rijker geweest in omschrijvingen van de verschillende goederen.

Los in het register is een getypte index aanwezig met een klapper op goederen en plaatsen die in de akten worden genoemd. Ook is een index op achternaam aanwezig.

Dit alles is gefotografeerd in december 2016 en de akten zijn overgenomen in bijgevoegde tekst.

Voor de geschiedenis van de Liemers zijn deze afschriften van belang, vooral omdat deze betrekking hebben op De Leemkuil, de kerk van Oud-Zevenaar, Poelwijck, de Smullingtiend, Swanepol, het Hecktegoed en Bodenclaw. Familie's die veel worden genoemd zijn Van Camphuysen, Van Els, Van Eijll, Van Linne, Smulling en Van Udesheim.



Het staat eenieder vrij om gebruik te maken van bijgevoegde stukken onder vermelding van een verwijzing naar:

Hoge Raad van Adel, Collectie Van Spaen, Inventarisnummer 173: Register, bevattende:

a. Copieën van en extracten uit acten uit de 13de - 17de eeuw, berustende in archieven van Gelderse en andere riddermatige huizen, geslachten, kloosters en kerken.



Er zitten vast heel veel foutjes in de tekst en de transcriptie. Voor verbeteringen houd ik me aanbevolen.


Frank Boekhorst
Amersfoort

januari 2017








Briefschaften vom Haus Leemkuijl in Limers

gantz extrahiret



Afschrift 1

Scheffen zu Calcar tuigen dat vor oeren richter und gericht kommen sindt, die ehrenfesten ehrenrijcke und dugentsahme Raeb Smulling und Susanna van Welpendorp Eheluden, und haben volmacht gegeben aen die oick ehrentrijcke und dugentsahme Arndtgen Smulling echte huisfrouwe des edelen und ehrenfesten Joosten von Linthelo, oerer suster und schwegersuster? umb schuldt in zu mahnen? 1583 den 18 maij.



Afschrift 2

Richter und Scheffens zu Wetten zeugen das vor ihnen kommen seindt der ehrenfester und fromen Claes von Egeren und joncfrou Catharina van der Cailenborch und van Egeren sein richte hausfrau als principalen, Cornelis van Hoinseler mit believen siner hausfrauen, Voirdt David van Udesheim und Jacob Speij als burge vor Claes von Egeren voorg. bekennen schuldig zu sein dem ehrentfesten und fromme Johan van der Horst scholtus tot Wetten und Joiffer Oeswold Tencking und van der Horst eine summe geldes. 1561 op der onnosel kindren dach.



Afschrift 3

Ich Hendrick van Rossum mit Udel Cloecken mijn echte huisfrouw als erfgenamen selg. Hermans Cloecken onses vaders befestigen in der leibzucht Steven van Brienen oerer Udelen Cloecken moeder en selg Hermans Cloecken weduwe da? wieder geheirahtet? mit? Gerrit van Elze, die leibzucht ist in dem guede de Waerde gelegen onder der Clocken van Groesen. 1465 in festo Ambrosii Episcopi.

Zegels Henrici de Rossum, zegel Udel Cloeck?



Afschrift 4

Richter und scheffen zu Wetten zeugen das vor ihnen erschienen sindt, die erfeste und vromme Adrian van Eerde und jonf. Rutgera Graes und van Eerde echte luiden, und Henrick van ??? Adrians vurschr. echte broeder als volmächtiger des eerbare Derrick van Kell oerer moeders suster, und oerer moeijen, oick oerer midtgedelingen, voirt Alexander Bentinck und Joffer ??? van Zuelen und Bentinck eluyden, vort Herman Tencking mit van wegen sijner mitgedelingen brueder und susteren ende ? verkauften und draggen auff an dem eirfesten und vroemen Alexander van Udescheim und Anna NB [in kantlijn: NB dat heeft man uytgewist en staat daaer en dessen plaets Anna van Eijl en sal Biscamp hieten] sijne huisfrow das alinge guht und hoff genand den Berendonck in dem gerichte van Wetten, gelijck dat Sander und Jan van Eijl zell. beseten hebben? und oer darna anbestorven is. Gezeugen wirdt hierzu noch geb? den eirfesten und froemen Wilhelm van Erp genandt Wardenborg und Vincentius van Ischem 1545 maenendags des 6 juli. Zegels: Adrian van Erden, Alexander Benting, Herman Tencking, Wilhelm van Erg gen. Ward., Vincentius van Ischem, richter, scheffen.



Afschrift 5

Wij Johan van der Vecht Doemdeken en Capel. der kercken ten Doem t'Utrecht doen kont dat voor ons en die mannen van leen gekoomen is Gerrit van Els, hem seggende naerte erfgen. en leenvolger van Joffrow God? Proeijs, wijlen Jacob Proeijsen dochter, en heeft versocht beleent te worden met de helft van den Steenweert bij Wijck te Duirstede so als Gijsbert van Coevorden darmede bleent was. Wirdt also belehnt 1562 22 maij. Gezegeld H. Johannis van der Vecht, decani Traj.



Afschrift 6

Gadert van Wienhorst bekent dat Zander van Eijlle, Zanders sohn, und Junffer Gerrit van Wienhorst undt van Eijlle Eheluijden, ad? deren d'Erffen? lossen mögen etlichte malder rogge soo hij van Zander voorgen. jaerllix uijt den Tienden te Voorst bij Kevelaer gekocht heeft. 1472 des woensdagh nae Judica.



Afschrift 7 [=bijna hetzelfde als afschrift tussen 149 en 150]

Eenen hijlick is ghededingt van Johan van Camphuisen van eener sijden en Johan van Lijnne van der ander zijden also dat Johan van Camph. vurs. nehmen sal tot ene echte wijve Mechtelde Johans suster van Lijnne, die te medegave bekoomt dat alinghe guet toe Disthusen, dat nu ter tijd oerer moeder is, en te leen geholden werdt van Zweeders kindern van Rechteren, oock een stuck geldes uijt dat Heckte Guet. Hier hebben aver en aen geweest verkaeren hijlixsluyden van der eenre sijden als van wegen Johans van Camphuisen vurs. Roelof Bitter van Puelwijck, Henrick van Puelwijck, Willem van Schlwighen anders geheiten van Camphuisen en van der ander sijde als van wegen Johan van Lijnne vurs. Ghert van der Kornhorst Hermanssoen, Gert die Greve anders geheiten van Lengel ende Deric Dalsche. 1426 in festo Bartolomei apost.



Afschrift 8

Vrijdach na den hiligen versdach 1468

De richter in de Liemers van wegen en bevele des eerbare en vroeme h. Johans van dem Loe ritter ende ambtman in die Liemers, bekent dat vor hem gekoomen sint Johan van Camphuisen d'alde, Wilhem van Boeningen und h. Hinrich Macharis? priester, und hebben bekant dat sij als hijlixluden, een wetlyck hijlick beraemt ende gededinght hebben tuschen Johan van Lijnne und Jonffer Gesen dochter Gosens Smullings sehliger gedachtens, und Jonffers Hinrichs van Werthusen weduwe Gosens vurs., und suster Diricks, Hinricks, und Wolter Smullings gebruderen. Johan van Camphuisen und Wilhelm van Boningen sijn oock schepens in die Lijmers. Onderteickenen te saemen 1468 op vrijdach na den hiligen versdach. Zegels: Loe, richter Langenfeldt, Camphusen, Boningen, credo Lijnne, Smulling.



Afschrift 9

Wij Johan, Henrick, und Claes van Camphusen, Claessoens, gebruderen, bekenne also tuschen ons und Joffr Beirtruden van Brijnen nagelatene weduwe wylnerre Franssen van Camphusen ons brueders een magescheit gemaeck, waer over Claes van Camphusen Palicken soen und Johan van den Hovelwijck borge sijn geworden, so houden die dieselve schadeloos. 1501 op den naeste guesdach na st Martins dage in den winter , der hilligen Bischops. Zegels: Johan, Henrich, Claes



Afschrift 10

Wij Johan van Camphusen und Gerijt Palic van der Wilten scepen Zevenaer tugen. 1446 in festo beat. Petri ap. ad Catederam. Zegels: Camphusen, Palic v. der Wilten.



Afschrift 11

Ick Thijs h. Wernersson van Ard mit Elsken sijn echte huisfrow. stellen vrij aen joffr. Aeve van Baierll weeder te moogen lossen. Thijs und Elsken vurs. bij gebreck van oer segel bidden Gerrit van Els deese voor oer te verzegelen. 1483 op vrijdach na der heiligen drij koningen dagh.



Afschrift 12

Ich Onna van Els zum Leemkuijl, testiret folgender weise, 1 wil er zu Aldt Sevener zu der Pfarkirche begraven sein. 2. setzet er zu seine rechten erbgen. seine liebe neven und nichte, nemblich, Hillebrandt, Nicolaus, und Margriet von Udesheim, von seiner lieben schwester Wilhelma von Els mit Johan von Udesheim sehl. procreiret. 3 gibt er nach seinen dode obgemb. seinen neven Hillebrandt von Udischeim sein adelich haus Leemkuijl cum pertinentiis, vorab. 4 ordoniret er, dieweil sein neve Arnolt von Udisheim widder? vatters und freunden willen im kriegh gegangen, seine guhtern verzehret das er nuhr jahrlich von seinem [kantlijn: moet verschreven sijn also Arnoldt niet bruder maer neve v. Hillebrand en een soon van een andere suster van Onna v. Els is.] brudern Hillebrandt haben soll 60 gulden Clevisch und wan er sich an einer ehrliche person verheurahten mögte, als dan ein capital von 1000 guld. obh. c.? 6 verlanget er das der Steinwardt beij Wijck zu Durstede möge verkauffet werden, und seiner lieben hausfrawen ihre leibzucht daeraus gezahlet werd. 7 dehnen reformirten armen legiret er 200 gulden. 8 setzet ehr den magistrat der stadt Sevenar zu executoren dieses testament. actum auf dem haus Leemkuijl 1 november 1646. Dieses testament is erofnet in pleno judico und beijsein der sämtlichen erbgenahmen 1650 den 10. februari.



Afschrift 13

Een verdraegh gemaekt tuschen Anna van Huis, weduwe Gerrardts van Elsz sahl. an eene, en Onna van Els an de andere sijde, door Daem te Herenhaef richter int Oldebroeck op Veluwe, der weduwe dochter man; en door Gerhardt van Aerdt, 24 april 1610.



Afschrift 14

Magdalena geborne Graffin von Nevenaer und Lijmburg, graffin zu Benthem, Teckelenburg, Steinfordt, fraw zu Rhede, Wevelinghoven, Hoija, Alpen, Heffenstein?, freijfraw zu Lennep, erfvogdin zu Cöllen, auf unterthaniger bitten und datz fleissigen anhalten belehnt den Edelen und Erenfesten Bernhardt von Retraedt mit den hof zu Pellant im ambt Xanten zu Lutingen gelegen wie selbigen von der herlichkeit Alpen zu lehn gehet und des Retraeds vatter auch besessen hadt. Hier uberr seindt gewesen unsere respective raht und diener die Edele und Ehrenfesten Diedrich Scherf droste und Schmester? Grothaus. Gegeben auf unsen haus Altena Schüttorf den 3 octob. 1623.



Afschrift 15

Gerijt Palick van Helbergen doet uijt in erfpacht eenen hof gelegen in Liemersche bij der kercken an den dijck, anschietende aen eene sijdt an het erf van Gerit Palicken van Enghusen. 1457 den nechsten donnersdach na onser lieven vrouwen dach visitationis. Zegel: Gerit Palic van Helbergen



Afschrift 16

Wij Gerit van Lenijp Heijenricksoen, und Johan van Ghestelen bekennen also Geertruid [kantlijn: Fluenijncks vide pag. 34 onder 1464] Fluenicks erfelick gevestigt heeft, een derdendeel van een hofstede gelegen to Babbergen buten den Waem, aen welcke dardendeel Ghijsbert van Haeften und Aleijd sijn huijsfrow der vurschr. Gertruden Dochter mede gerechtigt sijn. 1464 des neisten dondersdags p.ta phiippriet jacobi beator apostolor.



Afschrift 17

Wijr Herman graf zu Nuvenar und Moers herr zu Bedbur, als mompar der wolgeborner unser vetter Wassen und pflegkindern von Nuwenaer und Lijmpurgh herren zu Alpen ende belehnt mit dem hof zu Pellant im Ambt Xanten zu Luttingen, der herrschaft Alpen lehnrurich den erentvesten Johan von Retraedt, also solcher hof dem lehnhern zu gefallen durch verweigerung lehnphligten von seiten des erenfesten Gothardt Hasen herren zu Huls und Walbeck, der damit belehnet wahr und also feloniam committiret. Hier uber und an sind gewesen die erentveste Evert von Drist und Reinhard von Eijll 1560 den 6. april.



Afschrift 18

Wij Willem h. then Berge ten Bijlandt und to Hedel bekennen hiermeede te belehnen Derijck van Brienen mit einen guetken geheiten die Badenclau in dem kirspel van Diedam in der buerschap van der kircken, so als Wilhelm van Brienen Dirix vurs. vader dat voirtijds gehalden heeft van Johan van Loel und Johan van Loel, ons vercogt heeft hier over waren ons mannen van lehn Rutger van den Paidvord und Gerit van der Cornhorst Hermanssoen 1441 op st. Thomas avont apost.



Afschrift 19

Frantz van Camphuisen, Johan van Lijnne anders geheiten van Camphuisen en Claes van Camphuisen gebroedern geven te Zevener in de moederkerck seecker land om to bidden vor oer olderen siel. Onder ander een stuck lands dat Smullinx suster die huisfrou was seligen Johans van Lijn noch besit en aen getuchtigt is. 1493 op den nesten satardach na den heilige sacraments dach.



Afschrift 20

Giesbert Cloeck vulmechtig stadtholder Ricquin Cloecken richter in Liemersch und wij schepenen to Sevener, bekennen dat voor oer gekoomen sijn die veste en vrome Claes van Camphusen mit joffer Johannen sijn huisfrouw welcke bekennen geleent te hebben van den erentfeste und vroeme Cornelis van Delen, richter tot Diedam, een summe geltz. 1554 saturdach post exaltationem St Crucis.



Afschrift 21

Wij Adolf greve van Cleve maecken kond allen lueden want Henrick van Lijnne, dienstman was des geschtichts van Utrech, und van ons toe lene onfangen solde een guidt geheiten der Heickte gued, gelegen in der Lijmersch toe Babbergen, dat onsen dienstmanguedt is, des wij oen niet belenen en wolden, hij en were ons gehoerig, na des vurs. gueds lehnrechten; und want wij gesien hebben eenen brief daerinnen bischop Frederich van Utrechts, orconde sijns segels den vurs. Henri? quit gescholden hevet van der vorscr. gehoirschap. So bekennen wij, dat wij den selven Henrich van Lijnne ontgangen hebben tot onser en onser grafschap van Cleve dienstmanne, en hebben hem gegeven en gegond te gebruicken alsulcke rechten als andere unse und urs? grafschap vurs. hebben und to gebruicken plegen ende belehnt hem dan wieders met dat Heckte goedt, hier waren over en aen unse beleende manne herr Adolf van Sueckamer, canonic tot Seffelick, Diderich van Wisch, und Goiswijn van der Horst, geschien to Monreberg 1394 op heil. pinxtavondt.



Afschrift 22

Wij Wouter van Daernic en Beernt van Huissen schepen to Huissen, tughen dat vor ons is comen Deric van Lijnne, wilenere h. Johans sone van Lijnne ritters en heeft bekant dat hij overgeeft an Henric van Lijnne sijnen broeder alle recht die hij heeft an den guede dat geheiten is de Wade gelegen in den Kirspel van Huissen en van Anghen. 1387 op St Peter dach ad Vincula.



Afschrift 23

Ick Johan van Lijnne op deesen tijdt Rentmeister in die Liemers, anno 1459 p. festum Lamberti



Afschrift 24

Wij Derrick van Voirst, Henrich van den Padefoirdt, ambtman in? den Biland, Cornelis van Delen, richter tot Diedem, und Rickquin Cloeck, als gekoorne vrunden, magen en hijlixluijden van wegen Claes van Camphuisen; Henrich van Bronckhorst, Johan van Cuick, Thomas van Apelteren, heer tot Persingen und Otto van Mekeren als broeder bloetzbewanten van wegen Jonffr. Johanna van Bronckhorst nagelatene echte dochter sahl. Wilhelm van Bronckhorst, maecken een hijlick tuschen vurs. Claes van Camphuisen, und Johanna van Bronckhorst, sij brengt onder ander aen een uijterwaerdt geheiten die Niewe Oplage gelegen op de Lecke, binnen den kerspel van IJngen in den ambt van Nederbetuwe, oer moeder is Maria van Cuick, weduwe zahl. Wilhelms van Bronckhorst, dit ondersegelen? bovengemelde als broederen oemen bloetzbewanten en hijlixdedingsluden, 1548, 3 september.



tussen 24 en 25 Check met pag. 32.........................



Afschrift 25

Ick Johan Bitter richter tot Diedem van wegen Joncker Willem heer ten Berge tuigt dat Derrick van Brienen peinders van hem gesonnen heeft op Gerrit Mommen van Kell und Johan Momme van Kell Gerrits vurs. sohn. 1444 des nechsten woensdach na allerheiligen.



Afschrift 26

Wij Anthonis van Lalaing, erste grave van Hoichstraeten, heere van Montignij, van Culenburg, Borselen etc. Echte man voicht und momber van Elisabet van Culenboorch onse gesellinne, vrouwe der heerlickheit en lande vurss. doen kond dat gekoomen is Wouter Smulling Raebssoon, vor onsen getrowen stadthouder Melchior van Culenbourg Hubertson en heeft bekent vercoft te hebben Jan van Selbach drossart tot Coevorden, een jaer rente, ende stelt tot onderpandt den Alingen Tienden gelegen in die Liemersch tot Sevener en die van ons te leen gaet, waer in wij consenteren, den 11 october 1532.



Afschrift 27

Wij Hermen van Ossenbroeck und Dirck van den Steen mannen van leen doen kont dat die veste en vrome Raeb Smulling vor ons komen is en heeft opgedragen an sijnen soon Wouter Smulling der Smullingstienden in den gericht van Sevenar leenrurich an den hoogen edelen waelgeboren heeren heer Anthoni van Lalaing, greve van Hochstraten heere van Montignij, Culenburg, Borssele. 1532 op saterdach profesto michaelis.



Afschrift 28

Unser freundliche dienste, mit vermögen alles guther zu voren. edler undt ehrendfester freundtlicher lieber Swager? undt guther freundt, tho ulerat? zuriftals ohne erfahren haben, das weijhe? der edle undt ehrenfeste Dietherich Schmullingh gewesener drost zu Elten unser Schwager sehl. (dem Gott Gnade) vom licht dieser weldt, vor etlicher zeith, nach dem willen des Almächtigen, ohne leibs erben dödelich verscheiden ist, deweil er nun etliche guther, die von enich? zu lehn vuhren verlassen undt dan mein Ludwigs geliebte hausfraw, seine lieb eheliche schwester , dergeleichen mein Wilhelms hausfraw seiner Schwester gelassem dochter, an dem selbigen, ihres parts, auch bevestiget, hierumb ist unser geflissene undt freundtliche bitt? ihr vollen unss an stadt gedachter unster beijder haussfrwen einen pays? zu entfahrungh der lehen zu bestimmen undt ah zu fagen? unbesehn shret seinen dat sein wir umb einh? hin wieder freundtlich zu verdienen guthwilligh. Wolte auch uns im hahmen unser beijder hausfrawen hiermit von .. undt das von ihrent wegen im gebuhr luher zeith undt die belehningh angescheht >>> antwordt darnach zu halben wesen hiervaundt freundtlich erwartens, dato Wildenbergh, den 14? Januarij 1566

Ludwigh undt Wilhelm von Hatzfeldt gebrüdere, Herren zu Wildenbergh.

Dem edlen undt ehrenvesten Chlausen von Camphausen zu Seventern, unseren G..stigen lieben Swager G??? undt guthen freundt.

[vergelijk:

http://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=318&miadt=26&miaet=18&micode=0214-BRFREG&minr=3175013&miview=ldt

0214-BRFREG Briefregestenlijst Huis Bergh

5751 1566 Januari 14 Ludwigh en Wilhelm von Hatzfelde, gebroeders, heeren zu Wildenbergh, aan Wilhelm, graaf zu Berg etc.

Verzoeken een dag aan te wijzen voor de beleening van Ludwigh's vrouw, als erfgename van haar broeder Diedrich Schmullingh, drost te Eltenn, met de door hem nagelaten leengoederen.]







Afschrift 29

Wij Gherit van Upploe und Gheertruid van Upploe eewijf Gherits vus. geven een handt the lijfgewins recht an Ghijsbrecht van Eijll und IJrmgarden sijnem eewijve und Sander van Eijll Ghijsbrechts vurs. broeder, in een goet gelegen in Wezer kirspel genant h. Otten pasch van den Boetzeler, sonder argelist so hebbe ick Gherit vurs. mijnen zegel hier an gehangen und want ick Geertruidt vurs. op desen tijdt self gheen segel en heb, so bidde ick Diderick van Hertevelt sijnen segel vor mij hier aen te hangen, getuigen sijn hier van Johan van Hertevelt, und Rutger van Gestelen. 1441 ipso die Philipp et Jacobi apost. Zegel H. Gherit van Uploe



Afschrift 30

Johan hertough van Cleve greven van der Marcke und van Katzenellebogen lieve getruwe unse ernstige meinungh en begehren is dat gij u op nechstkommende dondersdach tegen den avont of des andern dages daerneest smorgens to acht uren then langsten alhier tot Cleve up unser raitkammer fuegen daer wij als dan onse gemeine rede amptluede ritterschap und stede vrunde bij eijnander toe kommen hebben doen verschrijven, umb van den Ghelreschen handel lest vurgenoemen vorder to raetslaegen und na nooturft te verdraghen, und geiner versaecken uijt en blijven, soe ons und onser sementlicher landschap daeran mercklick gelegen is, des versien und verlaeten wij ons soe gentzlich tot u gegeven to Cleve up dynstach ? ? 1514. An Henrich van Camphusen ujnsen lieven getruwen.



Afschrift 31

Wij deken und capittel der kercken van Cleve, bekennen uijt gedaen en gegeven te hebben an Francis van Camphuisen, Claesson zehl. in erftins een goedt met den Schijfacker bij Sevener, so als Claes van Camphuisen zehl. dat besat en war Francis vurs. sal sterven, so sal sijn naeste erfgenaem dat hebben. 1477 des andren daeges na St. Catherine der hilligen Joeffr.



Afschrift 32 Wij Ludolf van den Veen, doemdeken entgemeen capittel der kercken them Doem t'Utrecht, doen kont dat voor oer erschenen is Joncfrow Gode Proijs, wijlen Jacob Proijsen dochter, ende draegt daer op al haer recht dat sij heeft an den Steenwaerdt bij Wijck te Duerstede, die sij gemeen heeft met Joncfrow Margriet Proijs haere suster, Henricks wijf van Leewenberg. En wird daerna wedromb daer met beleent met die conditie, dat na haeren doot die halve Steenweert erven sal op Joncfrow Henrick van der Borch, Jacobs huisfrow van Coevorden haere nichte en so voortgaan op derselven geboorte. Hierover waeren Melis uijten Enghe ende Jan Peters als mannen van leen des gestichts van Utrecht bij gebreck onser mannen. 1495 den 27 meerte.



Afschrift 33

Een handel gemaeckt tuschen den Edelen erentfesten Onna van Els und sijne vrundlicke lieve susteren Nijclaes van Els en Elisabeth van Els, hier bij wahren den edelen en erentfeste Johan van Heerde, Gerhardt van Aerdt, Johan van Udeschem. 1612 den 4 junii.



Afschrift 34

Wij Rolof van Loel, en Henrick van den Hoeven, als gekorne scheitslude van wegen Derricks van Brienen aen ener sijdt, en Berndt van Broeckhusen en Reiner van Enghusen van wegen Gerit Mom van Kell an de andere sijdt, maecken een accordt wegens etlicke goederen, dit besegelt Roelof van Loel en Hendrick van den Hoeven 1442 des dondredaechs na St. Laurens dage des heiligen martelen. Zegels: Roelef van Loel, Henrich van den Hoeven [een engel staet achter het schilt]



Afschrift 35

Also die edele und erentrijcke jofr. Maria van Wees ter tijdt weduwe van Voorst op den 18 juli 1594? met den edelen en erentfesten Hilbrandt van Els gerekent heeft, blijft hij an haer schuldig ende is deese reeckeningh geschloten met den edelen und erentfesten Derrick van Voorst ten Hagenfordt und Hilbrandt van Els. 1595 den 27 januarii.



Afschrift 36

Wilhelm hertough tho Cleve, Gulich und Berg grave tho der Marck und Ravensberg, her tho Ravenstein. Lieber getrouwer etc. wordt tuschen semptlicher Ritterschap und Stedinfrunden , ten landach verschreven op maendach den 5 augusti binnen Cleve den ... julii 1577 . Unserm lieven getrowen Classen von Camphusen.



Afschrift 37

Verdragh tuschen die Edele erentfesten Hilbrandt van Els als man und momber sijner huisfrowen Eva van Camphuisen ter eene, und die oick edele und erentfesten Jan van Heerdt als man und momber sijner huisfrowen Maria van Camphuisen ter anderen sijde. Hilbrandt van Els sal hebben dat guet die Leemkuel so als ihr vader Claes van Camphusen zehl. dat beseten heeft. Johan van Heerdt bekomt die summe geldts die Joffr. Wilhelma van Camphuisen sahl. an oer suster Maria Johan van Heerdt huisfrow vermaeckt heeft. Actum 1593 den 7 september.



Afschrift 38

Wij deken und capittel der kerke van Cleve bekennen so overmits doot van Frantz van Camphusen Claessoon dat goet mit den Schijfacker in de Lijmers bij Sevener weer an ons gevallen is, als geeven sij sulx weer uijt sonderlinge gunst tot erftins aen Johan van Camphuisen Frantz vurs. broeder tot behoef van Belia nagelatene echte dochter Frantz vurs. und Joffern Gertruiden van Brienen. 1499 op vrijdag na St Bonifacius dag des heilige mertelers.



Afschrift 39

Extract uijt den rittercedul van Gelderlandt 1539. Quartier van Geldren. Loef van Egeren droste, Cornelis van Boedtberf erfmarschalck des landes van Gelre, Elbert van Boedtberg Ingenraede, Wilhelm van Eijll, Volmar van Hoenseler, Johan van Wijenhorst, Vincentius van Issum, Adrian op ten Bergh, Johan van Egeren, Willem van Erp gndt van Waerenburgh, Goerdt? van Boeckholt, Jan van der Horst, Wolter Zeemont?, Jan Zeemont?, Jan van Engelsum, N. Leuw, Jan van Eijll.



Afschrift 40

Wij Claes van Camphusen, Johan van Hoevelick, Henrick van Weze, Henrick van Opwik? und Otto van Maerl, gekoerne vrunden maeghen en scheitzluyden, getuigen also twist en gebrecken gekoomen sijn tuschen den erbaren und vroemen Johan und Henrich van Camphusen, gebrudern Claessoenen, so vergelijcken sij dieselve brudern weeder, Henrick van Camphuisen vurs. sal hebben alle die guderen daer oer sehl. vader Claes van Camphusen und jonffr. Margareta sijn echte huisfrow in bestorven sijnm und na die oer echte kindren als Frantz, Johan vurs. mit Claes dat beerft hebben, 1513.



Afschrift 41

Magescheit gemaeckt wegen versterf und guederen wilner Henrichs van Camphuesen tuschen der eerbaren duegenaftige joffer Gijssel Hornekens, sijner nagelatene weduwe, und den erentfesten vroemen eerbaren und duegenaftigen Claes van Camphusen, Derrick van Voorst als man und momber joffer Jan van Camphusen sijner huisfrowen, und Herman van den Poll und joffer Eva van Camphuisen sijner huisfrowen; kindren und erfgenamen Henricks van Camphuisen zahl. vurs. Claes van Camphuisen vurs. heeft bekommen bij versterf sijnes olster broeders Onna van Camphuisen sahl., Eva vurs is alleen der weduwen dochter. Actum 1549 den 4 junii.



Afschrift 42

Evenmatig verglijck was al angefangen 1544 en war Johanna van Camphusen noch weduwe wilner Hidden Onstein und Eva noch ongetrout, und die weduwe, zehl. Henricks van Kamphuisen Gissel Hornekens genant.



tussen 42 en 43

Ick Gerit van Els bekenne schuldig te sijn etc. donnersdach op st. Lamberts dach 1557





Afschrift 43

Een scheidinghe tuschen Alexander van Udisheim als vader ende Arnold van Udisheim als soon van haere respective zahl. huisvrow ende moeders Joffr. Niclaes van Els goederen. Arnoldt van Udisheim bekoomt dat Hecte goet tot Baborg. Getuigen sijn Jr. Gerhardt van Aerdt, Jr. Beeringha en Alexander Richolts. Actum Diedem den 6 octob. 1640.



Afschrift 44

Die Weledelgeboren Heere Hilbrandt van Udesheim tot Leemkuil wevenaer van wijlen vrow Johanna Francina van Retraedt tot het Gruithuis scheit sich van sijn onmondig dochterken Elisabet van Udesheim over desselfe moederlick versterf ten overstaen van de weledelgeboren heeren Everhardt Gotfridt van Meerten tot Holthusen, oldtoom, en Everhardt van Retraedt tot Schmidthuisen, neve [doorgehaald] en naeste bloetverwanten vant gemeld. onmundig kindt op volgender wijse, dat het kindt hebben sal haer moederlicke andeel an het goet in den kerspel van Ingen in NeerBetuwe ende oock het gedeelte an Gruijthuis bij Xanten, ende de vader houdt de lijftocht van alle die andere goederen om die in de voorstaende tweede ehe met Juffrow Anna Vos van Avesaet te brengen. Actum Avesaet den 5/15 aug. 1662.



Afschrift 45

Een verdraeg tuschen Hillebrandt van Udesheim tot den Leemkuil als vader en Voogdt van sijn dochter Juffr. Elisabeth van Udesheim, geprocreert bij vrow Juffr. Johanna Francina van Retraedt ter eenre, en mons. Jacob Coonen nomine uxoris Juffr. Johanna Judiht Mom, neffens haere vaderlose kinderen, Jonker Johan Bernhardt Godtfridt van Retraedt, mons. Willem Bernier Nomine uxoris Juffr. Elisabet Sijbilla v. Retraedt, en juffr. Alida Aligunda van Retraedt, geprocreert bij Everhardt van Retraedt sahl., ter andere sijden. Den 19/29 maij 1674.



Afschrift 46

Wij deken en capittel der kercken binnen Cleve, bekenne in erftins uytgedaen te hebben an Johan van Camphuisen Claessoon, dat goed met den Schijfacker in de Lijmers bij Sevener, so als wijlen Frantz van Camphuisen sijn broeder und dessen dochter Belia het beseten hebben, en overmitz doot van gemelt. Belia an ons weer gevallen is. 1501 op onser lieven vrowen avont nativitatis.



Afschrift 47

Wij Albert grave toe den Bergh, marckgrave tot Walhain, borggraf tot Zeeborch, frijheer tot Boxmeer, Bijlandt, Perweijs und Wijs, bannerheer des foirstendom Gelre en grafschap Zutphen, capit. over ene bende van ordonantie ende van de lijfgarde van haere doorluchtige hochheit, etc. Doen te weeten also den edelen erentfesten onsen goeden vrindt Rutger van Els ons dienstelick te kennen heeft gegeven, hoe dat hij bij vorvallende gelegenheit voortaen sijne woonplaetz in Tielerweert int quartier van Nimwegen, nemen ende aldaer gelijck andere adelicke persoonen adelijcke vrijheden gebruiken will so bekent vorgem. graef dat die voorelderen van gemel. Rutger van Els bij onse godtsalige voorheeren graven van den Bergh altijdt voor onverdenckelijcke jaeren voor adelijcke personen sijn geholden worden. 1630 den 10 decemb.



Afschrift 48

Joncker Nicolaus van Udisheim Fendrich der hochmog. herren staeten general, dieweilen er vorhabens ist mit seiner compagnie nacher West Indien zu verreisen als maechet er sein testament und machet erbgenaem seinen lieben brudern und swester joncker Hillebrandt und jonffr. Margareta van Udesheim und verehret seinem Bastert söhntgen Gerrit van Udesheim nach seinen doot 500 gulden holl. und den armen zu Aldt Zevenaer 25 gulden Clevisch. Actum 23 martii 1646.



Afschrift 49

Die hochedelgeb. Joncker Alexander van Udesheim tot Diedem en die ock hochedelge. joffer Anna van Camphuisen sijn huisfrow vercoopen an sijnen neef den hochedelgeb. Hillebrandt van Udesheim tot de Leemkuil en dessen eheliefsten die oock hochedelgeborne joffer Anna Vosch van Avesaet, een stuck lants tot Babberg in Altzevenar. 1667 den 25 julii.



Afschrift 50

Ick Arndt van Waldenborgh richter toe Diedem van wegen und ut bevell Kon. Maj. toe Hispanien, hartogh van Gelre und graef toe Zutphen und Berghe, unser aller gnedigsten heren, doen kont und tuge mitter waerheit woe die edele und erentfesten Hillebrandt van Els alhier toe Diedem van guede alden frome geburtigen aedel getaegen und geboren, und nu itzunder sich in den lande van Cleve gehijlickt und aldaer in de Lijmers isch mitt der woenungh ontholt, want dan gemelter Hillebrandt sich altijdt in deser itziger opruerigheit und trubel, adelick en fromelick gehalden, und sich geener dingen des krieghshandels undernaemen, und sich altijd toe beijden sijden neutrael geholden, noch den Albaenschen, noch den Uranischen, toestendigh geweest. 1576 den 4 maij.



Afschrift 51

Anno 1538. In oneenigheit en gebreck tuschen Henrick van Camphuisen aen die eene, und den twee gebrudern Cracht und Gijsbert van Camphuisen aen die andere zijden. Het solde bewijsen worden dat die weduwe Chrachter moeder van Camphuisenm milder gedachtnis, Gesa Smulling van den leven te doot were gekoomen, het welcke door een attestatie der stadt Antwerpen beweesen wordt. Dese Geza Smulling is vaders moeder van vorgem. Cracht en Gijsbert van Camphuisen en is die disput om de erfschap van Johan van Lin seliger, die gestorven was 1473 en heef Geza Smulling de vorgem. Johan van Lins goederen also 65 jahren in lijftucht gehadt, en wardt sij oock genoemt moije van hem Henrick van Camphuisen, en Johan van Lijn sijn ohm. Henrick van Camphuisen seit dat sijn broeder Johan van Camphuisen zaliger zijn bloet in der vede jemerlick verstort en op sijn huis to Babberg doot gebleven 1502. Sij Geza Smulling vorgem. was gestorven 1531 den 13 augusti.



Afschrift 52

Der woledler Everhardt von Retraedt en Smidthusen in nahmen seines swagers Hillebrandt van Udesheim bittet die scheffen des dingstuls Waldtniel das sie wollen gerichtlich abhoren den woledelen herren Sigberten von Beeck gndt Kipshaven zum Rodenberg ob nicht wahr seije das zu Mulbracht im ambt Bruggen ein freij ritterliches lehnguht genandt Golstein gelegen. Item ob nicht solches guht von hondert und mehr jahren, an dehnen von Kipshaven, wie annoch? an ihme herren deponenten eijgen zu gehorig. Er auch dar ab ein lehntrager seije. Item ob ihm h. deponent aus seinen habenden alten so wol schrift als gedruckten aus schreibunges nicht bewust das Cornelis von Kipshaven, und dessen sohn Sigbert von Kipshoven zeit ihres lebens von hondert und mehr jahren von dehnen landtfursten von Gulich, Cleve und Bergh, zu der landtagen verschriben worden. Item ob nicht solcher Sigbert sein deponentis uberalt vatter und gemelt. Cornelis sein Sigberten vatter gewesen. Dieses alles beantwortet der h. deponent beij adelicher ehre mit jahe. Actum den 7 decemb. 1660.



Afschrift 53

Johan Philips freijh. von Hohensax, schrieft een brief, an den edelen und erentfesten David von Udesheim unsern insonders lieben und guhten freundt warschawet ihn das die Spanjards, zu Mastricht die Mase passiret un zu Rees uber den Rein nach Frieslandt ziehen wollen, das er darumb sein Korn und Zeugh salviren solle. Actum Gelren den 6 novemb. 1583



Afschrift 54

Wij Hilbrant van Els, Palick van Coverden, Gherlach Snebert en Daem van Tijell als hijlixluden tuschen den erentfesten en fromen Gherit van Els en joffrowe Elisabet, zahl. Gherit van der Lauwick dochter. Den Bruijdegom tuchtigt de bruijdt in sijns huis en hofstadt in den kerspel van Diem. Joffrouwe Mechteldt weduwe zahl. Gherit van der Lauwick geeft an de bruijdt haere dochter 3 mergen lands gelegen int gericht van Asch int landt van Bueren, geheiten den Scoeethoevel. Het wordt geseit dat jofr. Elisabeth vorgem. en joffr. Rijck en joffr. Anna Gheritz van der Lauwick zehl. döchteren na doot oerer moeder evenveel hebben sullen, in oorkon der warheit so hebben die bovengem. hijlixluden oere segelen an desen brieven gehangen, als oock den bruidigen, en also de bruidt haer zegel niet en heeft so bidt sij Henrick van Tuijl oere swager vor oer te segelen. 1541 den 4 januari. Zegels: Hilleb. van Els, Gherlach Snebert, Gherit van Els, Henr. van Tuil.



Afschrift 55

Joffr. Gijsberta Dutrieux nagelatene weduwe saliger Gerhardt Vaecks, Margriet Vaecks weduwe zahl. joncker Jan Millingen, captn, Joncker Jan van der Hell, Reiner van der Hell, und Adam van Herdt. Als man en momber sijnen hausfrawen als suster un ergenaemen, zehl. Gerhard Vaecks voors. 161.



Afschrift 56

Also de bewerker to Dusseldorp Alexander van Udischeim, int ambt Goch tegens ijmant te doen heeft, so schrieft de Furstl. Raht vor hem an der erentfesten en fromen Johannen von Aldenboickum ambtman to Goch, unser besonder goeden frundt. Actum Duisseldorp 22 junii 1547.



Afschrift 57

Johan Philip freijh. von Hohensax schreibt etlicke brieven an Johan von Udesheim, churfurstl. Pfaltz edeljung und cammersilberbot. 1592 1593.



Afschrift 58

Die sementlicke schepen tot Wetten tuigen und bekennen dat vor oir komen sijn in bijwesen des erntfesten und vroemen Vincenssius van IJssem und ? Brawers gndt Valckenberg die erntfeste und vroeme Arian van ??? und Eniken Mommen und Sander Benting mit hoire midtgedelingen und Sander van Pruss van Noessenberg nu ter tijdt borghgref tot Dusseldorp und hebben belooft te willen halden dat testament so Johan van Eijl sahl. gemaeckt heeft en darin vermaeckt an sijnen natuirlicken [kantlijn: achter op den brief staet Jan van Eijls bastart soon Sander? genant] soon Sander van Eijl der Naith Caeten gelegen int gericht van Wetten in den Berendonck. 1544 den 13 junii.



Afschrift 59

Een wetlick hijlick gemaeckt tuschen den erentfesten en fromen Davidt van Udesheim an eine und der erentrijcker und dugenthaftige jonffer Margrieten naegelatene dochter etwan des erentfesten und fromen Siebertz van Kipshoven und Jonffer Guda Spaen eheluijden, gezielet an der andere sijde, overmitz gueden en frommen van adel hierna benambt; hij brengt bij dat alinge goet gnant Ingenscheidt im kerspel van Wetten welck een lijfgewin is en daer des bruijdigoms suster Jonffer Anna van Udisheim de handt met an heeft. Vor de bruidt oer bruidtschatt blieven borgen vor die erentfeste Baltazar und Cornelis van Kipshoven gebrudern; hier an en over sijn geweest die erentfeste und frome Johan von der Horst scholtus des Nederambts der Vaigtdij, Arndt van Eijll tot Gestelen, Cornelis van Honsseler, Niclas van Egeren, als frunden en verwanten van wegen Udisheim. Van wegen der Bruidt aber, Baltazar und Cornelis van Kipshoven gebruders, Otto Spaen, Diedrich von Holthusen zu Altenkrieckenbeck und Engelbert von Kaetz rentmeister des ambtz Gennep. 1560 den 11 februari.



Afschrift 60

Wessel Cluick richter im Lijmers, sit in gericht uijt namen und befehl des edelen und erentfesten Peters von Aldenboickum landhofmeister drosten und ambtmans im Liemers, und bekent dat vor hem gekomen is der edel und erentfeste Diederich von Vorst zum Hagenfoirdt, vor sich und als man und mombar sijner hausfrowen; und Johan von Lenth der Alde, als volmächtiger Junffer Maria van Weze genandt Twickell, weduwen van Vorst und oiren kinderen, welcke betuigen dat sij vercocht hebben an den edlen und erenveste ehr und dogentrijcke Unna van Els und jonffer Wilhelma van Els, Elisabet und jonffer Clais von Els gebruder und susteren, oirer alles erven een stuck lands gelegen tot Babberg, dicht bij zehl. jonff. Margriet van Weze oir landt. Diedrich van Voorst vorg. heeft een goet liggen tot Groissen dat Derrick Eigenman, und Johan van Lenth der Junger onder de ploech hebben. 1603 den 26 octob.



Afschrift 61

Elias Langevelt richter in die Lijmers betuigt dat hij van bevele des ersamen und vroemen hern Johans von den Loe, ritter, drosset in Lijmers in gerichte sit, en dat vor hem en schepenen nabenoemt gekomen sijn Udo Vos en jonff. Derick van Lenep sijn echte wijf bekennende dat sij schuldig sijn Johan van Linne nu ter tijdt rentmeister in Liemers, eene somme gelds uijt het goet tot Babbergen dat Udo vorschr. met joffr. Derick vors. behijlickt heeft, hier over sijn geweest als schepenen Johan van Camphuisen und Palick van der Wilten, en wordt oock ondersegelt van Udo, en also Joffr. Derick geen segelt heeft, bit sij haren broeder Walraven van Lennep voor haer te zegelen. 1461 feria sexta p? judica. Zegels: Johan van dem Loe, Elias Langevelt, Johan v Camphuisen, Palick van der Wilten, Udo Voss, Walraven van Lennep.



Afschrift 62

Ick Diederich van Hessen, ridder, geeft een stuck land an onser vrouwen altar in den kerck van Sevenar, op dat den Vicarius bidden sal vor vrouwe Otten van Hessen. Actum 1352 der naesten vrijdag na st. gregorius dach paves?



Afschrift 63

Ick Derijck Dalz, bekent dat Johan van Lijnne sijnen neve hem goede rekening van sijne goederen die hij so lang bewaert en besorgt hadde, schelt hem derhalven quijt van alles. So Derck vorgem. en bitt Gheridt Palijck van Camphuisen met te onderzegelen. 1429 des manendags van ons liever vrowen dach purificat. geheiten in den latijn. Zegels: Derijck Dalz, Gherit Palick van Camphuisen.



Afschrift 64

Ick Elias van Langenveldt richter in Lijemersch, bekent dat vor hem en schepenen na beschreven gekomen is Gerit Palic van Camphusen, die gestaet vercogt te hebben eene rente uijt den Raidtland in den kerspel van Sevenar, an Johan van Camphusen den Jongen und Margareten sijnen echten wijve, welcke cooppenning Gerit Palic vorg. an de heilige kerck tot Sevener tot opbowung van den toorn vereeren Wichard van Meverden heeft een goet naest dat Raidland liggen, hier over waren schepen Johan van Camphuisen en Wilhelm van Böningen en word geapprobeert van h. Johan van den Loe, Ritter, drost en ambtman in Lijemersch. Actum 1454 dominica Letare. Zegels: Johan van den Loe, ritter, Elis van Langefelt, Johan van Camphusen, Willem van Boningen, Gherit Palic van Camphuisen.



Afschrift 65

Ick Wolter Post geswarner richter den ambte van Steenre Eenshogen? Fursten des hertogen van Gelre en van Gulich en greve van Zutphen, tuge dat vor mij in gerichte gecomen is Willam van Baeck, dewelcke bekent dat hij Henrick van der Hoevelwijck en Alijde sijner echten wijve, Willams vorschr. suster, vor haer bruidtschat overgeeft de rente in Baeckerweerde gelegen geheiten de Sagenweert? hier over waren gerichtsluden Frederick van Steenre en Gherit? van Keken. 1430 gode to eren op st Johans avont vorder latijnschen poirte. Zegels: richter, Baeck. [kantlijn: Willem van Baeck heeft een oom Frederick Baeck genoemt, 1433]





Afschrift 66

Ick Thies up den Haitzhövel, richter in Liemersch, bekent dat vor hem int gerichte erschenen is Clais Brugman, landschrijver tot Coverden en s'lands van Drente, als volmächtiger des erentfesten und fromer Johan von Selbach, droste tot Coverden, und Juffer Jutta Smullingh sijn echte huisfrow, die heeft bekant, dat, na dem Wolter Smulling Raibs soon als volmachtiger sijnes vaders Raibs und sijner moeder Joffer Bartruidt, an Johan von Selbach vors. vercocht heeft de helfte van den grof en smael Smullingstiende int gericht Sevenar war van die andere helft toe te horen plagt dem vaigt Ossenberg, und nu die Junge Raib Smulling dieselve van hem an sich gecogt heft? als word Wolter vorgem. de weerlosse van sulcken halven tienden ? gestaen. 1533 op dingsdach post invocavi



Afschrift 67

Ick Wessel van Moerbeck eijn gesworner richter to Northorne des edelen und wolgeboren mijns genadigen lieven Junckern Everwijn greve to Benthem, bekent dat vor hem int gericht gekomen is, die erber Frederick van Beveren en Anna sijn? echte huisfrow, dewelcke vercopen een stuck landt. 1499 op dach crispini en ?piniani.



Afschrift 68

Ick Ghisbert van Eijll doe kond allen luijden en bekenne dat ick gegeven hebbe eenen brief van Jheren [of ischeren?] Johan van Bruickhuisen ritter seliger gedechten, aen Sander van Eijll mijnen broeder, 1451 der dinxdag na st johan dach nativitati. Zegel: Ghisbert van Eijll.



Afschrift 69

Wij Johan then Have und Evert? Cloeck als hijlixluijden van wegen Harmen Cloecken aen die eene sijde, und wij Rolof van Loel, und Derick van Brienen und Bernt then Westenengh als hijlixluden van wegen jonffer Stevens van Brienen aen die andere sijde, maecken een hylick tuschen Herman Cloeck und Jonffer Steven van Brienen; sij brengt met een stuck land gelegen in den boerschap Latem geheiten Toijtelar, oock die huisinge so sij behalden heeft van sehl. Claes van Vincwijck, en sal noch wieder erven na haer vader Wilhelm van Brienen, en haer moeder Jonffer Grieten door. 1445 des nechsten sonnen tages na allerheiligen. Zegels: Johan then Have [leeuw], ...ardt Cloeck, Rolof van Loel, Derick van Brienen [zegelt met wapen Gruter], Bernt...



Afschrift 70

Die schepen tot Wetten doen kont en tugen dat vor oir komen is Sander van Eijll, und heeft bekent dat hij sijne trowe versprocken heeft an jonffer Angnees Wolf van Metternich en dat hij haer na geeijndigden vasten door de heiligen kerck trowen wil, maeckt haer ondertuschen erfgenaem van al sijn goet. 1522 op dingsdach na den sondag judica in den vasten.



Afschrift 71

Ick Elis van Langeveld, richter in Liemersch, doe kont und tuige dat vor hem en schapen na geschreven int gericht komen is Ludolf Spaen Wullinck die verpandt een tiendt so hij? den van den Bijlant af beleent heeft hier waren schepen over Gherit Palic van der Wilt und Johan van Camphuisen. 1448 feria 2de post oculi. Zegels: Elis van Langevelt, Gerit Palick van Wilt, Johan van Camphuisen.



Afschrift 72

Ick Nicolaus Camphuisen priester Vicarius onser lieven vrowen altar in der kerspel kercken van Sevenar, doe kont dat ick bij consent und believen Frantz van Camphuisen, Johan, Johan, und Claus van Camphuisen gebrudern, mijn neven, collatoren des vorgem. altairs, verpacht hebbe. 1494 sondags nechst heiligen 3 koningen. Zegels: Nicolaus Camphuisen priester, Frantz van Camphuisen, Johan van Camphuisen [raar zegel?], Johan van Camphuisen.



Afschrift 73

Wij Alter Knipping herr zu Heijen, drost in Lijmersch und Henrich van der Hoeven mannen van Lehn ihrer F. G. hertzogen to Cleve, attestiren dat vor ons erschenen is, die edele und vieldugentreiche junffer Arnolda von Else mit dem oick edelen und erentfesten Gerhard von Aerde ihren gekohrnen momber, und bekende dat sij vercoopt den Hogesten Waerdt bij Wijck te Duerstede an den edelen erentfesten Onna van Else oiren neve. 16.. [daarbij geschreven: NB tuschen 1605 en 1609 also Peter v. Aldenboeckum drost in Lijmers 1605 en de lesten hertog v. Cleve 1609 gestorven sijn.]

Zegels: Knipping [drie bollen met verticale streep] Hoeven [zelfde zegel als Then Have???]



Afschrift 74

Johan und Henrick van Camphuisen gebruders doen kondt dat sij consenteren tot die gifte so? Hendrick van den Waerde und Belia van Kamphuisen eheluiden zahl. ons swager en moeije, in haer testament an onser liever vrowen altar in de kerck tot Sevener vermaeckt hebben; sie hieten Everdt Maschop, haeren swager. 150. is der datum, maer moet in anfang van vijftienhondert gewest zijn.



Afschrift 75

Wij Johan van der Hovelwijck, Henrick van der Hoevelwijck Henrixsoen, Gijsbert van Broeckhuisen, Otto van Keken, Johan van Bellinghaven, en Henric Ruwenoirt van wegen Hendricks van den Hoevelwijck, ende wij Willam van Baeck, Seijne van Dorrete, Herman van Keppel, Johan van Middachten, Gadert Cloeck en Willam? van Roderlo van wegen Alide van Baeck, Willams van Baeck des jungen suster, maecken een huwelick tuschen Henrick van Hoevelick, en Alida van Baeck vorgem. de moeder van Alida leeft noch, ook heeft de bruidt een suster Jordan genoemt die getrout is, en kindern heeft. 1426 op st marten avonde ?lacon? Zegels: Howelwijck 2x, Broekhusen, Keken, Middachten, Rowenoirt, Baeck, Dorrete, Keppel, Bellinghoven, Cloek, Roderlo, Baeck, Hoevelick.



Afschrift 76

Ick Sweder van Ringenberg die jonghe nu ter tijd drost to Ringenberg, datum anno 1438 in festo purificationis beata maria virgines.



Afschrift 77

Johan van Camphuisen en Spaen van Camphuisen onderzegelen een brief 1467. Zegels Jan van Camphuisen, Spaen van Camphusen.



Afschrift 78

Ick Johan Momme van Kell up deser tijd drossart slandt van Zutphen bekent dat vor hem in gerichte komen is Joncfrowe Aleijdt van der Hoevelick mit Evert van Ulft oiren korner momber en geeft an haere dochter joncfrowe Margrite een summe geldt die oir van Willem van Baeck oiren brueder sehl. gedachten heer komende is. Ondersegelt van Johan Momme van Kell richter vors. en van Jofr. Aleijdt vors. 1471 op sonte lebiunus daige ?? Zegels: Johan Momme van Kelle, Aleijd van der Hoevelick.



Afschrift 79

Johan van Linne rentmeister in Liemersch, en Johan Paep, en Spaen van Camphuisen tinsgenoten des haves to Eltingen. 1441 op st pancratius dage des heiligen mertelers.

Zegel Johan van Linne.



Afschrift 80

Schepenen tot Goch tugen dat vor oir komen is Johan Spaenrebock en heeft vercocht an S?der van Eijll en Luijtgarden sijn echte wijf, eene pass aldar gelegen. 1420 op st severi? dach epi. Zegels: Gerrit Blomendael, schepen, Lambert van der Masen, schepen.





Afschrift 81

Ick Evert van Ulft als een leenheer van een seecker goet beleent, hier bij wahren mannen oirer heerren met nahmen Wolter en Johan Tenghnagel gebrudern. 1484 den donnersdag na sunte oldolphus dach. Zegel: Evert van Ulft.



Afschrift 82

Wij Rutger van Gestelen en Sander van Eijll, samentlicke sakenwolde?, bekennen schuldig te wesen Derick van Pellant eene summe geldts war van de renten in het dorp Wetten of Stadt Geldren sullen betaelt worden. 1460 op st thomas avont der heiligen apostels. Zegels: Rutger van Gestelen, Sander van Eijll.



Afschrift 83

Ick Ricqwijn Cloick richter in Liemersch und wij Johan Bitter und Giesbert Cloick schepenen tot Sevenar, tuigen dat vor ons komen is die erbare Steven van Herteveldt en heeft bekant, dat und also Raeb Smulling als momber der onmundigen kindern wilner Wolter Smulling, namentlick Raeb en Arnolda Smulling anno 1547 on toegelaten heeft, de mogen doen een wederkoop en losse van den Smullingtiendt aen Johan van Selbach verpandt, en van Henrich van Selbach als gebruicker gelost, Stevens Herteveldt huisfrow hiet Hille. 1548 op gudesdach den 13 maij. Zegels: Riqwin Cloeck, Johan Bitter, Giesbert Cloeck, Steven van Hertevelt



Afschrift 84

Wij Palic van der Wilten, Lambert Oisterwert, op die eijne sijde Wichart van Metverden, Johan van Camphuisen op die ander sijde, sementlijcke hijlixluden tuschen Lijsbeten van der Wilten, wilner Fredricks van Eerde dem gott genadig sij echte wijf was, ende Derck Cloecken, de gantze hijlixvorwarden bestaen maer alleen daerin, dat Lijsbet vorgem. oeren brudigam Derck Cloeck lijftuchtiger maeckt van alle haere goederen ende daer om bit sij Palic van der Wilten oeren broeder en Lambert vurs. op die eene sijdt Wichardt Metverden, Johan van Camphuisen op die andere sijed, dat sie deses wilden onderzegelen. 1431 op St Andries avont den heiligen apost. Zegels: Wilten, Distelwert, Meverden, Camphuisen.



Afschrift 85

Wij Derrick Haeghdoorn, Richter tot Weze, IJwen van Berenbroeck, Johan und Derick van Hertevelt gebrudern, gerichtsluden tot Weze, tuigen dat vor ons komen is, Sander van Eijll Wolterssoen, die bekent vercogt te hebben an Derick en Henrick Keilermans, gebrudern Derickssoenen, een rente uijt sijn erftinsguet dat hij van Hinrick van Berenbrock toe erftins helt, int gericht van Weze gelegen. 1425 op St Marien Magdaleen dach. Zegels: Haeghdorn, Berenbroeck, Hertevelt 2x



Afschrift 86

Ick Elias van Langenvelt, richter in Liemersch, tuigt dat vor hem in gericht gekomen sijnt Johan van Camphuisen, Herr Claes van Camphuisen, priester, Wilhelm van Boningen, Reiner Mascop und Rolof Dirixsoen kerckmeisteren tot Sevenar en bekanten, dat Johan van Linne en Swenelde sijn huisfrow der kerck geleent heeft eene summe dewelcke weer sal gegeven worden an Johan sijnen erven of sijnen natuirlicken kinderen. Anno 1464 der naisten dingsdach post circomcionis? domini. Zegels: Elias van Langevelt, Frederick Molner schepen[zegel zie ook Geldersarchief], Henrick van Lengel.



Afschrift 87

Ick Rutger van Gestelen bekenne dat hij schadelos holdt Johan van Hertevelt richter tot Wese und Gijsbert van Eijll, die vor hem goet gewerden was an hand Johan Reinmans geheiten schrijver. 1447 op heiligen sacramentz dage. Zegel: Rutger van Gestelen.



Afschrift 88

Wij Johan van Camphuisen en Wilhelm van Boningen, schepen toe Sevenar, tuigen dat vor hoer komen is Gerijt die Raet die bekent schuldig te wesen an Johan van Linne. 1453 dinxdag post purificationis maria. Zegels: Camphuisen, Wilhem van Boningen.



Afschrift 89

Ick Wilhelm van Plees richter toe Diedam in namen und van wegen der hoichwolgebornen herren herren Henricken, graven van den Bergh, und Hern Florissen graven zu Culenburg, als momber herren vant unmundige Freulen Maria Elisabet gravinne zu dem Bergh margravinne van Bergen op Zoom, meiner gnadigen herren und freulin, doe kont und betuge dat vor mij int gericht gekomen is Henrick Potter volmächtiger der Woledeler frawen Josina van Dort wittiben Alexander Tengnagel frauwen zu Gellekum und bekande dat sij vercogt heeft an Jan Kerckwijck und Sijbilla sijn hausfraw. Anno 1621 den 28 februarii.



Afschrift 90

Ick Roelof Mom richter tot Diedem van wegen des edelen und wailgebaerne hern Oswolden h. van den Bergh und van den Bilandt, uns lieven heren, betuige dat int gericht vor mijn gekomen sijn Gerit van Elze und Jonfer Steven van Brienen sijn echte huisfrow, met Johan van Loil oir neve als oire mombar, die sich malckander tuchtigen in dat guet geheiten Baclaw daer sij nu tertijdt wonen, noch een guet geheiten Bongers guetken dabij gelegen, oock een stuck land geheiten die Dunsseler?, alles Jonffer Stevens vors., erf en guet, darna in twulfroeden lands onder der Maten also Gerit vors. van Chracht van Offelande gekregen heeft und is Gerijt vors. erve en goet, item 2 alde schilden s'jaers uijt Gerit vurs. erve en guet, buiten Diedem gelegen, hier waren over Arnt Snueper? und Fredrick van Ronnenberch. 1466 des andern dages na Sielendach. Zegels: Roelof Mom, Frederick Ronnenbergh, h. Gerit van Els Derxsoen, Steven van Brienen [zegel Gruter], Johan van Loil.



Afschrift 91

Wij Herman en Johan van Rossum gebroedern, quittiren Joffer Fie Bloetz echte weduwe zeligen Geritz van Eels van wegen een somme geldt so Gerit vurs. ons schuldig was van het guet en hofstadt gelegen in Diedem t'welck ons kinderen angeervet en gestorven was van zehl. Joffr. Steven van Brienen onse aeldemoeder. Herman en Johan vurs. hebben noch brudere en susteren. 1494 op mandach st. egidii. Zegels: Herman van Rossum en Johan van Rossum.



Afschrift 92

Ick Albert van der Hoeven richter in Liemersch, bekenne dat vor mir und schepenen gekomen is Johan van Lendt als volmechtiger Hidde van Voirst, die halve broeder is van Eilco Unsta. 1584



Afschrift 93

Wessel Cloeck richter in Liemersch 1593



Afschrift 94

Ick Jasper Posteen, richter in Liemersch und wij Wilhelm Hoen und Albert van der Hoeven, schepenen tot Sevener, getuigen dat vor oir komen sint Gerit Bitter und Johan sijn soon, und Johanna und Armken sijne dochter, die bekanten schuldig te sijn an den erentvesten und vroemen Raeb Smulling und joffer Arndt sijner suster, eene summe geldt. 1558 op donnersdach 2 junii. Zegels: Jaspar Ponsteen, Wilhem Hoen, Albert van der Hoeven.



Afschrift 95

Ick Heinrich van der Straten ridder als een amptman en richter tot Goch te Mondic?, tot Wese en tot Aesperden doe kont en kenlick, dat vor mij en vor dese gerichtzluijde van Asperden na beschreven komen is. Johan van Gestelen, hern Arnts Soen en IJde sijn echtige wijf, und hebben opgedragen an Johan Hagedoens Goeswijns soen dat goet tot Haessem int gerichte van Aesperden tot lijfgewin recht. 1376 op St Barbaren dach. Zegels: h. Henrici van der Straten, milites, Johan van Gestelen.



Afschrift 96

Ick Roelof Momme richter to Diedem van wegen mijnes lieven Jonckeer Wilhem? her then Berge, betuigt dat vor hem intgericht gekomen is Guede van Harderwijck, echte huisfrow Aelten van Harderwijck, met haeren momber Werner van Lennep dewelcke vercoopt een edel eijgen erve gelegen tot Diedem an Gherit van Elze; gerichtsluden Johan van Honnepel, und Gadert An?. 1459 in festo ambrosii. Zegels: Roelof Mom, Johan van Honnepel, Gadert ..., Aelt van Harderwijck.



Afschrift 97

Ick Loef van Lijnne wilner hern Johans sone van Lijnne ritters, bekenne dat mij Henric van Linne mijne broeder rechte deijlinghe gedaen heeft van alle erve und guede dat mij van dode mijns vaders, mijnre moeder, mijns broeders, mijnre suster den gott ghenedig sij, angestorven is; Uijtgescheiden 250 olde schilde, die hij wij bewijst heeft in den Hecten guede. 1388 op ste Lamberts dach. Zegel Loef van Linne.



Afschrift 98

Ick Ghijsbrecht van Eijll bekenne dat ick Sander van Eijll mijnen lieven broeder sal laten gelijck gaen in alle hande leen lijfgewin und guet als ons van Sander van Eijll onsen lieven vader und Johan Spannerbock onsen lieven oeme aengekomen en gevallen is, tot seckerheit hiervan hebbe ick Ghijsbert vors. dit ondersegelt ende gebeden Loef van der Keldonck und Johan van Herteveldt mijnen lieven oeme en swager, dat zij met mij besegelen willen, dat wij Loef und Johan vors. om bedewil Ghijsbert ons lieven neven en swagers gern gedaen hebben 1440 ipso die jacobi episcopi. Zegels: Ghijsbert van Eijl, Loef van der Keldonck, Johan van Herteveldt.



Afschrift 99

Ick Jacob van Koeverden mit Ghijsbert van Koeverden mijnen soen, bekennen verpachten de halve hogen steenwert gelegen tot Wijck te Duerstede hier sijn getuige van die onderzegelen moeten de eersame Peter die Roeij? schout tot Wijck en Elis van Scherpenseel. 1518 9 april. Zegel: Elis van Scherpenseel.



Afschrift 100

Wij Derrick van Merten ende joffrow Elisabeth van Els echte luijde, Jan van Braeckel en joffrow Janna van Merten echte luijde, Heimerick van Bemmel en joffrow Marij van Merten echte luijde, alle gesusteren broeder en swageren, deilen de goederen van oer sahl. vader en moeder Derrick van Merten en Joffrow Berta van Eck; oerer Moij is Juffrow Marij van Merten die noch leeft. 1569 den 31 martii. Zegel: Derrick van Merten.



Afschrift 101

Ick johan van Linne rentmeister in Lijmersch, 1461



Afschrift 102

Ick Herbert van Oij, hold schadeloos Gerit van Eels die goetgesproken heeft vor hem an Johan van Lennep. 1492 op vrijdach na den heiligen paeschen. Zegel: Herbert van Oije.



Afschrift 103

Wij Rurick Toesterwijck und Aelheidt sijn huisfrow bekennen dat wij verkogt hebben an Wijnant Bitter und Gueden sijner huisfrow een haifstaet een edel eigen erf in den Kerspel van Weele op den Duitsch gelegen schietende an Arndt Kuickenbeckers erve, bij gebreck onser segelen to deser tijdt so bidden wij Johan Kreijenvenger vor ons te besegelen. 1475 op dingsdach na st lambertz dach. Zegel: Johan Kreijenvenger.



Afschrift 104

Sander van Eijll tot den hof tot Berendonck. 1501.



Afschrift 105 vide pag. 27

Also een witlich hijlick is geschloten tuschen Johan van Camphuisen Claessoen an die eine, Joffer Elisabet, Wijnant Bitters dochter an die andere sijde, Johan sal bijbrengen den hof to Babbergen de welcke hem sijne broederen hebben toe gestaen, oock tuischt hij met sijnen broeder Frans, en overlaet hem sijn andeel an de tucht van die weduwe van Johans van Lijn, hier sijn getuigen van Derick van Eijll en Henrick van Weze. 1490 op ste jacobs avond des hilligen apostels. Zegels: Johan van Camphuisen, Derick van Eijll, Henrick van Weze.

Afschrift 106

Wij Wilhelm van Eijll richter und gemeine schepenen to Wetten bekennen dat vor ons gekomen sijn Sander van Eijll und juffrow Agnes van Metternich und van Eijll sijne echte huisfrow welcke een goet verpanden. 1527 op hiligen pinxtavont. Zegels: Sander van Eyll, Wilhelm van Eyl, Schepen.



Afschrift 107

Ick Roelof Momme richter to Diedem van wegen des edelen walgeborner vermoegenden mijns lieven herr heren Oeswaltz heren van den Berge und van den Bijlandt tuige dat vor mij in gericht gekomen sint Roelof van Lennep und Jonfer IJsenbeell van Camphuisen sijn recht huisfrow, en hebben vercocht an Johan van Linne een guetgen tot Diedem. Gerichtslude sijn Henrich van der Hoeven, und Wessel van Waldenberg. 1467 op st thomas avont apost. Zegels: Roelof Mom, Wessel van Waldenberg, Roelof van Lennep.



Afschrift 108

Ick Henrick Luchtenbroeck droste in Liemersche van wegen mijnes genedigen heren van Cleve und von der Marck tuige dat vor mij en gerichtsluden gekomen is Albert van Oij, Ludekens soen van Oij, en heeft vercogt een guetgen tot Sevener. 1405 des negsten manendach na ste agnete der hilligen jonfrowe. Zegel: een eenhoorn...?



Afschrift 109

Wij Johan van Boijtberg erfmarschalck slands van Gelre en Herman van Boijtberg mijn son, holden schadelos Sander van Eijl Woltersson die vor oer gelooft heef. 1437 saturdach op st matheus dach. Zegels: Johan van Boytberg, Herman van Boijtberg.



Afschrift 110

Ick Derick Wullinck doe kont also jonfrowe Aelheit echte huisfrowe vortijds seliger? Henricks van der Hövelwijck, den gott genade, und Wilhelm, Johan und Jordan van der Hoevelwijck, gebrudern, seligen Henrixs en Juffrow Alheit vurs. kinderen, mij? vercogt hebben ..., getuigen hiervan Henrick Kaelsack en Wilhelm van Roederlo. 1457 des saterdachs op den heiligen palmavonds. Zegels: Derick Wullinck, Henrick Kaelsack, Willem van Roderlo.



Afschrift 111

Wij Johan Momme van Kelle Dericksoen und Heilwich van Eijll eheluden, bekennen dat wij vercopen an Wijnant Bitter und Gueden van der Waeden sijne huisfrow alle alsulcke gueden als ick Johan Mom vurs. in Liemersche liggen hadde, daer van Derick van Bilrebeeck und Jacob van Wijtenhorst die wederdeelen van hebben. 1481 op st pawels avont conversionis. Zegel: Mom, [naam niet op foto]



Afschrift 112

Die veste und vrome Raeb Smullings und Wolter Smullings gebrudern hebben strijdt om eenen tijndt en sullen sich verglijcken, 1536 donnersdach post oculi. Sij sijn beide al doot 1557, Wolter Smullings erven wonende doe op Caldenhoven.



Afschrift 113

Johan van Linne reijntmeister in Lijmersch. 1442.



Afschrift 114

Dat gerichte in Liemersch bekent dat vor hor komen is die erbar Wolter Smullings echte soen Raeb Smullings volmacht hebbende van sin vader vurs. en van Joffer Bartruid sijne moeder en heeft bekent ontfangen te hebben van den erentfesten und fromen Johan van Selbach drost tot Coevorden eene summe geldes wegen vercoops des halven Smulling tiends, hij bid der erbaren Ricquin Cloeck amptman tot Elten vor hem te onderteickenen. 1533 up naisten dinxdach na den sondach invocav?



Afschrift 115

Ick Antonis van Marten, ridder, drossaet en reijntmeister in Liemersch mijns lieven ghenedighen her heren Engelbrechts greve van der Marcke, make kondt dat vor mij in gericht comen is Coenraet Bitters sone van Duven en heef opgedragen aen Johan van Poelwic alle alsulcke erven en goet als hem angestorven is van der Hectinghe goede dat gelegen is tot Babborgh en tot Holthusen in den kerspel van Sevener, gerichtsluiden wahren Ludolf Spaen, Vullinc Dande?, Egbert en Wijnant Scoecken soene van Duven bruderen en andere veel goeder luiden, en heeft ondersegelt ick Antonis van Marten ridder vurs. en Conraedt vurs. 1372 op st bartolomeus dach des apost. Zegels: Antonis van Marten, rid.



Afschrift 116

Ick Wessel van Waldenberch gemaeckt richter in stede Aelt Momme richter tot Diedam bekenne dat vor mij gekomen sijn de kerckmeisters van Diedam die bekenden opgenoomen te hebben van Gerit van Elze een summe geldts, gerichtsluiden sijn Arndt Snijpart en Johan van Rafeler. 1482 des nechsten gudesdach na st Agaten. Zegels: Wessel van Waldenberch, Arndt Snijpardt, Johan van Rafeler.



Afschrift 117

Die schepenen to Wetten tuigen dat vor oer komen is Gaedert van Udischeim und Naelken sijn echte huisfrow [kantlijn: vorders wordt sij Aleit gehieten] und heeft bekant dat hij vercocht heeft an Alexander en Wilhelm van Udischeim gebruden al sijn deel so hij heeft en hem angestorven is an Sanders van Eijll hof gelegen tot Wetten in Berendonck gelijck Sander en Johan van Eijll gebruden daer in bestorven sijn. 1544 der 29 aug.



Afschrift 118

Anno 1597 zu pfingsten ist Johan von Udesheim beij der wolgebornen frawen j. Adriana Francisca freijfraw zu Hohensax fraw zu Sax und Fonteck?, geborne gravin von Brederode in diensten aus Nederlandt gen Forsteck herauf gekommen und darin verharret bis 1606 den 26 martii, und haben ihr gnaden ihm jahrlich zu besoldung versprochen 30 fl. zu 15 batzen. [zie ook: https://de.wikipedia.org/wiki/Johann_Philipp_von_Hohensax]



Afschrift 119

Hylixverschrievung tuschen den edelen ehrenfesten Onna van Els tot Babbergen braudigam, en die edele erentrijcke Helena Smullinghs braut,

seindt heirads freunden? Johan van Herde zu Camphuisen, Johan von Udesheim, Gerlach Smulling und Gerhardt van Aerde an seiten des Breutigams.

Welpendorp Smulling, Christophel von Hatert zu der Hatert, Vastert von Hasselbeck genandt Riedthorn, Bernhard die Rode von Hekeren zu Tongerlo, Johan Smulling und Henrick von und zur Hoeven an seiten der braut. Der brautigam is zu voren schon geheiratet gewesen, die braut bringet zu den Halben Smulling t? t'zehendt, wo von die andere halbscheit zu komt Henrich von der Hoeven und seine kindern. Actum Babberg 1620, 20 decemb. Zegels: Onna van Els, Helena Smulling, Johan van Herde, Johan van Udesheim, Gerlach Smulling, Gerhard van Aerdt, Welpendorp Smulling, Christophel van Hatert, Berhard de Rode van Hekeren, Johan Smulling, Henrich van und toe der Hoeven.





Afschrift 120

Johan van Linne koopt een stuck lands daer getuige van sijn Johan van Camphuisen en Bitter van Poelwijck, desen Bitter liet sich darna, dat ick Roelof Bitter vurs. gerne gedaen hebbe 1431 op st Peter ad Cathedram. Zegel Johan van Camphuisen.



Afschrift 121

Ick Gerhardt van Arde committeerde stadthalder des edelen erentfesten Joncker Jelis van Plees richters to Diedem, in namen und beveel der walgebarne heren und graven, graaf Fredrick und graef Henrick, graven zu dem Berg, als momber heren der wolgeboren gravinne Marien Elisabet gravinne zu dem Berg, marggravinne zu Berghen op den Zoom, onsers gnädigen frauweling. 1615 21 october. Zegel: Gerhard van Arde.



Afschrift 122

Ernst Mom richter to Diedem van wegen des edelen wolgeboren vermoegenden Joncker Jonchere Oiswald greve van der Berg und heren ten Biland, tuigt dat vor hem komen is Lambert ten Have en Henrisken sijn echt huisfrow, die vercopen an Evert Elys een goet in Diem dat anschiet an Hilbrands land, gerichtslude sijn Johan van Rossum en Claes Mascop. 1515 op mandach post kilian martini. Zegels: Ernst Mom, Johan von Rossum.



Afschrift 123

Arndt van Pellant als een richter tuigt dat vor hem int gericht comen is Sander van Eijle Sanders soen und Joffer Gerit van Wijenhorst en van Eijle ehelud, dewelcke bekennen vercogt te hebben an Gadert van Wijenhorst en Elisabeth van Eijle en van Wijenhorst eheludt, 9 molder roggen uijt den tienden to Vorst bij Keveler, dewelcke tienden Jonckfrow Ludgard des vors. Sanders moeder in hijlixvorwarden me gegeven was und Sander vors. in broeder deilingh toegevallen is. 1472 mandags na Judic?. Zegels: Sander van Eijll, schepenzegel.



Afschrift 124

Wij deken en capittel onser liever vrower kerck binnen Cleve bekennen in erftins uijtgedaen te hebben an Claes van Camphuisen Johans soon dat goet der Schijfacker in de Liemersch bij Sevener, so als Johan van Camphuisen dat nu? besitten en sijn leven lang gebruiken sal. 1470 octova visitationis maria virginis.



Afschrift 125

Ick Elisabet van Remen beken in dese open brief dat ick overgeve in hand Johans van Linne sodan manschap als ick van oen toe leen hilde van een hueven genant Wait?scheler guet gelegen in Liemersch, en ick Gerit van Remen bekenne dat ick dese avergevinge die mijn huisfrow vors. gedaen heeft, guet liete, hier over sijn geweest, mannen van leen Johan van Camphuisen en Gerit Palick van der Wilten. 1457 in vigilia beati andrea apost. Zegels Gerit van Remen, Johan van Camphusen, Gerit Palic van der Wilten.



Afschrift 126

Ick Loef van Linne tuige dat ick minlick averdragen bin met Henrick van Linne mijnen aelsten bruder, dat ick noch mijne erven an oem noch sijnem wijve nichts sullen te voderen hebben van die guderen van mijnen doden vader en dode moeder den gott genedig sij. Hier waren over Derick van Linne onsen oom, en Gijsbert Frederix soon sijns wijves neve, 1389 op st ambrosius dach.



Afschrift 127

Ick Aelt van Harderwijck quittiren Johan van Linne van een summe geldts wegen een camp lands gelegen in Reinalds werde van Rees. Getuige is Gerit Palick van Camphuisen 1459 sondach letare. Zegels: Aelt van Harderwijck, Gerit Palick van Camphuisen.



Afschrift 128

Wij Johan van Cleve anders geheiten Rosennow, Johan van Camphuisen und Gerhardt die Greve anders geheiten van Lengel, van wegen Johan van Lijnne und wij Wessel Swartkop praist to Wischel, Henrick van der Hovelwijck und Johan Swartkop canonic tot Rees van wegen Johan Swartkops, gekorne hijlixluiden tuschen Johan van Linne und Swenelt Johan Swartkops dochter vurs. Sij bekoomt eene summe geldts met dar vor Johan van Linne lossen sal dat versat is aen here Derick van Bijlant, dat gehieten is die Waede bij Hussen gelegen, en hij sal oock die alinghe Waede vrij maecken van alsulcker lijftucht als sijn moeder daer an hevet, haere moeder is al doot. 1427 op den donredach na st scholastiken dach der heiliger jonckfrowe. Zegels: Rosennow, Camphuisen, Greve, Praist, Hovelick, Swartkop.



Afschrift 129

Wij Johan van Gaitz gnaden hertoigh van Cleve und greve van der Marcke, doen kont also Franciscus van Camphuisen Claissoen als eijn naester ergenaem wilner Johan van Linne als sijner suster soens soen, ons versocht heeft om un te belenen willen, mit alsulcke leengoet als Johan van Linne vurs. van wilner onsen lieven heren und vader seliger ontvangen hadde, so beleent den hertoigh hem met dat Hecte goet, hier waren over beleende mannen her Henrick Stael? Ritter ons. marschalck und Wessel van den Loe. 1486 op vrijdach negst na den sondach exandi?



Afschrift 130

Die schepenen toe Huijssen tuigen dat vor oer komen is Otte van Lijnne die bekant heeft dat hij avermitz rade sijner magen en vrunden wael gescheiden is van Henrick van Lijnne sijnen broeder en Lamberich dessen echte wijve, van alle erfnisse als oen angekomen is door dode sijnes vaders, sijnre moeder, sijnre suster, en sijnre broeder. Otto vors. bitt her Arndt van Hessen ridder dat hij met ondersegelen sal 1405 op der heiligen thiendusent marteler dach. Zegels: Schepenen, Otteo van Lijnne, h. Arndt van Hesse.



Afschrift 131

Ick Elsebe van Bronckhorst weduwe, echte wijf was Gheritz van Bronckhorst den gott benade geve vrij an Roelof van Lennep und Isenbeel sijn huisfrow, weer in te mogen lossen, etc. to sekerheit hiervan hebbe ick Elsebe vurs. mijn segel hier an gehangen, en gebeden Johan van Camphuisen und Wilhelm van Boeningen mede t'ondersegelen. 1462 ipso die beati petri ad cathedram. Zegels: Elsebe, Wilhelm van Boningen.



Afschrift 132

Wij Michael Agnis und Gerhardt van Arde van wegen Johan van Udesheim ter eenre, und Onna van Elst, Johan van Herde to Camphuisen und Henrick von und to der Hoeven op Poelwick, van wegen juffrow Wilhelma van Elst ter anderen sijde, gekornen hijlixfrunden, stiften een hijlick tuschen Johan van Udisch. en joffr. Wilhelma van Elst vors. Alt Sevenar den 3 april 1612. Zegels: Michael Agnis von Bracht, Gerhardt van Arde, Brautigam, Onna van Els, Johan van Heerde, Henrick van der Hoeven.



Afschrift 133

Die schepenen tot Wetten tuigen dat vor oer komen sijn die eirveste und vroeme Jan Keeris van Lonssen Meijer, Ien Scherveel und van Lonssen, sijn echte huisfrow,

Andries und Catrina van Lonssen bruderen und suster,

Wilhelm Speij und Anna van Linnip und Speij sijn echte huisfrow,

Keenis? Speij, und Liesebet van Wijenhorst und Speij sijn echte huisfrow, Sander Speij, Berteram van Benselraij und Gertruid Speij und van Benselraij sijn echte huisfrow, Goossen Roij, und Loijf Papeler und Roij eheluiden,

Jelis van Beluin und Anna van Lonssen en van Beluin sin echte huisfrow,

de welcke te samen bekennen vercocht te hebben an die eirveste en vroeme Adrian van Erde und Alexander van Udesheim, en oere medegedelingen, alle datgeen dat oer angevallen is door dodelicken angang seliger Jans van Eijll. 1544 op guensdach in profesto venerabilis sacramenti.



Afschrift 134

Johan van Wijlake drossart in Lijmersgh en Henrick Putting rentmeister aldaer tuigen dat vor haer in gericht en vor tinsgenooten in den Have ter Culen komen is Gertruidt van Bingerden, Everts wijf van Bingerden, met oeren momber Dijderic ten Mersche, en heeft opgedragen Gherit Palicken van Sevener erflijck, alle alsulcke erfenis en landt als sij in die Lijmersch heeft, uijtgenomen die Ruveenschlage die Dijderic Roevens sijn. Hier waren over gerichtsluden Willem Palick, Henrick Momme, ende?, ondertekent van Johan van Wijlaken en van Ghertruidt van Bingerden. 1388 op avent der yllefdusent meghede. Zegels: Johan de Wijlake, Gertruidt de Bingerden.



Afschrift 135

Johan hertough van Cleve und greve van der Marck, doet kont allen luijden, also Wijnant Bitter sijne rentmeister in Lijmersch te wesen plagt, angegeven is geworden qualick in sijne bedienung gehandelt te hebben, so schelt hij hem doch quijtt al dat gelde so hij mocht te kort gedaen hebben. 1492 op onser lieven vrouwen dach presentationis.



Afschrift 136

Ick Deric van Linde doe kont allen ludden, dat ick wittelick en wael gescheiden bin van mijnen bruderen Henric, Otto en Luef, als van onser older erfenis die in Betue en in Lijmersche gelegen is, dat ick daer geen ansproecke meer an hebben en so ic Derick vors. sterve sonder wettelick geborte, so sal Henrick mijn broder mijn erve sijn en niemandt anders. 1387 op st brixins dach. Zegel: Deric van Lienne.



Afschrift 137

Een wijtlijck hijlick beraemt, gededingt en geschlaeten tuschen Johan van Camphuis Claeson die jongeste, met consentz en toedoen Frantz von Camphuis sijnes aelsten broeders, en Johans van Camphuis geheiten Johan van Linne naest Frantz vorseid. die aelste sijns broeders aen eene, einde joffer Elisabet Bitters, Wijnant Bitters rentmeister in Lijmersch, und joffer Gueden van der Waeden sijner huisfrowen echte dochter bij weten en will, Bitters en Gueden vors. an die ander sijde. Die beijde vorgesch. aelste bruders sullen diesen Johan oeren bruder ten huwelijck geeven, een deel geldt so van Johan sehl. van Linne heer komt, ooik darbij de huisinge, hofstede en bongardt toe Babbergen, met meer goederen, waer van een deel die weduwe sehl. Johans van Linne, noch in lijftocht heeft. Hijlixfrunde an sijder der 3 broedern die erbair h. Clais van Camphuis hair hoeme, Derrick van Eijll und Albert Cloeck Wilhelmson, und van wegen der bruidt die erbair h. Harman? Boegel Canonick tot Zutphen, Thijs Mijnnenberg richter und Wilhelm van Weze. 1490 op t'neiste maendag na st egidius dag abbat. Zegels: Jansoen, Derrick van Eijll, Albert Cloeck, Harman Boegel, Mathias..., Willem van Weze, Frantz van Camphuisen, ..., Johan..., Wijnandt Bitter.



Afschrift 138

Ick Hendrick Mideldorp mit Alijdt mijn echte huisfrow bekennen vercogt te hebben an Gerit van Elsse en sijnen erven anderthalven morgen lands edel eijgen erves in het kerspel van Diem in Kerck Witterbruck? mit naemen in de Paethese. 1480 op heilige palmdach.



Afschrift 139

Also Frantz van Camphuisen Classon beide milder gedechtenis, des oimtrent translationis martini neist verleden een jair, ther doot koemen is ende een wetlicke echte huisfrow gehadt hevet, genant joffer Isentruidt [bovengeschreven: Bertruid] van Brienen, darbij hij een dochter hadde, die omtrent 2 jaer oldt is, genant Belia, ende wijle veel schulden na gelaten sijn wegen des onwillens in het land van Gelderen, en veele quade jahren, so wordt een magescheit tuschen die weduwe en die dochter, eens sijdt ende des zehl. Frantz van Camphuisen vors., 2 broeders Johan van Camphuisen die alste gemein Van Lijn genant, en Johan van Camphuisen die jungste, gebruders gemaeckt, hier over wahren gekohrne magen en vrunden en scheitzluiden van wegen die gebrudern van Camphuisen, Claes van Camphuisen en Johan van Camphuisen gebruder und Johan van den Hovelwijck. En van wegen joffr. Isentruidt van Brienen weduwe van Frantz zehl. vors. Arndt van Seller, Johan van Boeningen und Henrick van Weze. 1498 op st victoris dach. Zegels: Claes van Camphuisen, Jan van Camphuisen, Johan van Hovelwijck, Aerdt van Seller, Johan van Boningen, Henrick van Weze, Jan van Camph. en Lin, Jan van Camp, Derrich van Eijll, richter en schepen der edelen jofferen van Elten, Albert Cloeck, Gert van Tateler.



Afschrift 140

Henrick van Linne handelt an sich rentbriven 1398 op den heiligen jaers avondt, eene van h. Philip van Heteren ridder 1368, een ander van Daem van Keken 1368.



Afschrift 141

Gijsberta Anna Foppinga geboren van Zeller, schrieft een row notificatie over het afsterven van haer lieve suster die hochedelgeb. juffer Margareta van Zeller, dochter van Halsaff, gestorven den 16 junii s'morgens omtrent 5 uhren, en begraven worden sal des 22en saterdachs avont omtrent half thien in de parochie kerck tot Alt Zevenaer, an haeren neef den hochedelgeb. en gestrenge here mijn heere Hillebrandt van Udesheim tot de Leemkuijl a Leemkuil, datum Halsaf den 19 junii 1669.



Afschrift 142

Richter, borgermeester, en rhaedt in Lijmers bekennen dat vor oer in gericht erschenen is der edelehrenfesten Claes van Camhuisen en heeft volmacht gegeven an den oick edelvesten und fromen Hilbrandt von Elst als man und momber sijner dochter junffer Evea van Camphuisen, und mede van wegen junffer Maria van Camphuisen, des Elsten vrowen suster, om sijne affaire te doen. 1578, 12 maij.



Afschrift 143

Johan van Udesum, Gerlich Smullingh, und Johan Smullingh als gebeden hulixfrunden van wegen des edelen ehrenfesten Onna van Elst to Leemkuil, echten soon des edelen erenfesten Helbrandt van Elst und juffrow Eva van Camphuisen ter eenre, und Emundt Gruijter tho Creijestein, furstl. Oranischer raidt, Rijckwijn Cloeck tho Swanenpoll und Gerrit van Buchel, van wegen Joffrow Gijsberta Dutrieux echte dochter des edelen erenfesten Vincent Dutrieux und Joffrow Adala Gruijter ter ander sijde, maecken een huwelick tuschen Onna van Elst, en Gijsberta Dutrieux, sij is weduwe van zahl. Gerrit Vaeck, waer van sij de lijftocht mede van Jr. Elst brengt. 1616, 4 junii alden stijl. Zegels:

Onna van Eltz, Gerlich Smulling, .., .., Rijckwijn Cloeck.



Afschrift 144

Jaspar Pontsteen richter und Gerrit Bijlevelt, Aelbert van den Hoeven und Berndt van Herwerden, schepenen in die Lijmersch, tuijgen dat vor oer gekomen is, die erenveste und vroeme Adam van den Berge gnd. Erculens met joffer Mechtelt van den Wijlten sijne echte hausfraw, vercoopen en geeven over an den erentfesten und vroeme Claes van Camphuisen een morgen weilands in kerspel van Zevener in Cortslage gelegen. 1567, 21 januari.



Afschrift 145

Wij Johan van Kessel ritter, als een principael saeckewolde, Guldolf van Hulse, Johan van Hulse sijn broeder, Mathijs van Kessel hern Zijbrechts sone van Kessel wilner was, en Heinrich van Barlaer als gude samen saeckwolde en burgen bekennen schuldig te sijn van wegen geleenden gelde, Heinrichen Rost van Crikenbeke een summe geldes. 1370 des nehesten sonnendages an st thomas dag des apostels. Zegels: Johan d. Kessel miles, Johan van Hulse, Mathijs van Kessel, Henrich van Barlaer.



Afschrift 146

1570 De edele und erentfeste Christopher van Eusum mit sijnen broeders und susteren sambt ihren litis consorten ther eenen, und die oick edelen und erentfesten Claes Frese, Unico Manninga, Hector van Oldersum und Garrelt Benninga als vormunderen to weyland Hero van Cloosters nagelatene kijnderen, sambt den hochgeleerden doctorn Hesselo Aijsma als volmachtiger van die edele und erentfesten Mauritie und Jacob Ripperda gebrudern andern deels, scheiden sich frundlichk 1570 den 21 augusti. en is onderteickent van Christoph van Ewsum, Johana van Vorst weduwe van wegen mijn broeder van Camphuisen mede, Gela van Ewsum weduwe van Onsta, Clara van Ewsum weduwe van Ripperda, Peter Ripperda vor mij en van wegen mijn broeders en susters, Claews Frese, Hector van Oldersum, Unico Manninga, Garldt Benninga, Hieronimus Gotfridus van wegen mijns e. en g. heren Johan van Ewsum, Hessel Aijsma volmachtige van die 2 gebruderen Mauritz und Jacob Ripperda hovetlingen to Fermessum und Dam.



Afschrift 147

Wij Jacop van Hackforden vader Henrick und Berndt van Hackfort, sijne kijnderen, verspreecken an den erbar und vroeme Fredrick herr tot Voirst und toe Keppel dat sij weder in lossen willen dat guet Maeltinck und Liefferinck so te leen gaet an die heerlickheit van Keppel en so sijn verpandt hebben aen Johan van Monster oerer dochter en susterman. 1500 op saturdach na st egidius dach abbatis. Zegels: Jacop, Hendrick, Berndt.



Afschrift 148

Wilhelm hertog to Cleve, Gulick und Berg etc., doet kunt wiewol na afsterven Henrichs van Camphuisen so 1522 beleent wierd met het lehenguede gehieten dat Hecten guedt bij Babbergen im lande von Lijmersch gelegen sijn soon Clais von Camphusen zehl. dat nit mit beleent is worden, so bekent hij hertog doch dat hij Hillebrandt van Elst van wegen sijner hausfrawen Eva van Camphuisen nagelatene echte dochter Claissen vorgeschr. up sijn underdenig bitte wederom met vorgem. goet beleent. Mannen van leen sijn, unser raht und liever getrowen Peter van Aldenboeckum hofmeister und ambtman, und Wessel Cloeck unser richter in Liemersch. 1589, 26 augusti.



Afschrift 149

Ick Rolof van Loel draegt op en geeft an Derrick van Brienen sijner neve alle sijn recht dat hij heeft an Den Boer Gericht to Diedem dat in die Ulftsche hofstede plach te horen dat sijner rolofs moeder was. 1447, des manendages na sinte martins dage in den winter. Zegel: Rolof van Loel.



Afschrift tussen 149 en 150 [zie ook afschrift 7, bijna gelijkluidend]

Een hijlick is gededingt van Johan van Camphuisen van d'eenre sijde en van Johan van Linne van d'ander zijde also dat Johan van Camph. vors. nemen sal toe eenen echten wijve Mechtelt Johans suster van Linne vurs. ende sal daer mede bekomen dat alinge goet to Dijthuisen also als dat nu ter tijdt sijnre [Johan van Linnen] moeder was, en dals men dat to leen helt van Sweders kijnderen van Rechteren etc., hier over waren verkaren hilixluden van wegen Johan van Camphuisen; Roelof Bitter van Puelwijck, Henrick van Puelwijck, Wilhelm van Camphuisen anders geheiten van Seslinghen, van wegen Johan van Linne, Ghert van der Kornhorst Hermen soen, Gert die Greve anders geheiten van Lengel en Deric Dalsche en meer guede luede. 1426, in festo bartolomei des heiligen apostels.



Afschrift 150

Otto van Tellich, Johan Klueck und Wolter van Baix gekoren maegescheitsluiden van wegen Henrick van Camphuisen und junffer Gijssele seiner echter huisfrowen und oire naekinderen ther einre, Johan von der Hoevelick, Johan van Rossum und Johan Smulling van wegen Onna, hern Frantz, Clais und junfer Johanna, as vorkinderen Henricks van Camphuisen, ther ander sijde, doen kundt dat sij uijt begeerten beijder parthien ein eindreghtlijck und minnelick magescheit, umb irringen und twist tho verhindren na dode Henrix van Camhuisen, tuischen junffer Gijssele oeren kinderen, und Henrix vors. vorkinderen gededingt en geschloten hebben [TEKEN]. 1528 up vrijdag postri die lamberti episcopi.



Afschrift 151

Een witlick hijlick beraemt en gesclaten tuschen Henrick van den Werdt und Belien in der Oppick weduwe avermitz hijlixfrunden en maghen van beijde sijden, als mit namen Roelof van den Werdt, Henrix vors. bruder, Henrick van Lengel Goissensoen, und Gherit Wilhems soen van Wegen Henrix vors., herr Claes van Camphuisen priester, Johan van Linne und Wilhem van Boeningen van wegen Belien vors. in volgende manieren, Belia brengt met al alsulcke guet als haer toe gedeilt is in een magescheit tuschen oer, oere kinderen und Gherit van der Oppick der kinderen oeme. 1462 ipso die Beta? scholastica virg. Zegels: Jan van Linne, Wilhem van Boningen, Henrick van Lengel, Arndt von der Waden [lijkt op zegel van Camphuisen] vor Roelof van der Werdt.



Afschrift 152

Agnes von Schmulling notificirt den doot van haer hertzvielgeliebte Moën und pflegemutter die hochedelgeboren junffraw Margareta von Schmulling, das dieselbe am vreitag 26 december anfangen zu klagen und darauff volgenden dingsdag abendt klock 9 gestorben in ihren hohen alter. Weiters, weilen solche ihr nach absterben ihren elteren dorthin kommen lassen mit bewilligung der durchl. hochgeb. furstin und frau frau Catharinen Sophien geb. hertzogin zur Braunschweig und Lunenb. graffin zu Holstein, Schawenburg und Sternburg, frawen zu Gehmen witven ihrer gnedigen furstin und frawe auch also fort am kindestadt angenommen so hat sie ihr kurz vor ihren ende mit den hochedelgeb. und manvesten h. Jobst Wilhelm von Lenthe sich versprechen und verloben lassen, ihr auch al das ihriger in dotem mit versprochen. Datum Sachsenhagen den 31 december 1662.



Afschrift 153

Pro memorie, wordt eene commissie gegeven tot Ceulen te verneemen. 1. of in het ambt? Hulckraedt niet een adelick huis of guet en leit genambt Nussenburg of ??? gresberg so anno 1599 eenen Hendrick van Udesheim beseeten heeft. 2. of ??? in de ritterboecken tot Ceulen van anno 1535, 41, 61 of 98, niet sol konnen vijnden dat die van Udesheim van gemelte goet Nussenberg verschreven sijn geweest, wijlen gehoort hebbe dat het in het ritterboeck staen soude. 3. of men niet sol konnen verneemen wij dat goet Nussenberg geerft, of wij dat vors. Hendrix van Udesheim naeste erfgenaem is geweest, sulck goet sol leenrurich an het Capittel van St Gerion weesen.



Afschrift 154

Ick Palick van Heerde zu Camphausen, erbdijckgreve zu Babbergen und Holthausen, attestire etc. mir wolbewust zu sein, das die von Hillebrandt von Udesheim zum Leimkuhl an seiten seiner mutter vorbrachten quartiren, als nehmlich Els zum Leimkuhl, Camphusen von Camphusen zu Leimkuhlen, Lawick von Geldermalsen, und Bronckhorst zum Huls, guhte rittermässige, auch wol nach ein ander gesetzte wapen, und nicht von bastardeije, sonder also successive folgendt, auch ihm von Udesheim competirent seindt, etc. Datum Camphausen 25 januari 1661.



Afschrift 155

Ick herr Frantz von Camphuisen duischen ordens, doe kont dat ick mijnen broeder Clais von Camphuisen schuldig bin die summe van ??? hercomende van silverwerck dat ick van mijnem broeder gutlick ontfangen hebbe, darbij sal mijn broeder al dat ick schuldig blief wegen die reise na Lieflandt oock betalen, en sich erhalen an die gueder so ick toe Sevener im ambt Lijmers, en im lande van den Berge hebbe. 1540 up donnersdag na den sondag reminiscere.



Afschrift 156

Vor gen woledelen und vesten Altren Knippingh herren zu Heijen ambtman im Liemersch, erscheinen Johan von Heerde und Onna von Else ohem und neve und vergleichen sich wegen etzlichen landereijen. Is nebst dem h. drosten mit onderzeichent von Hendrick von der Hoeve zu Hoeve deichgreve im Lijmersch, Johan von Udesheim, Philip Gerritzen, und Hans die Fries. Datum Sevener 1618, den 9 mertz.



Afschrift 157

Ick Johan die Reiger doe kondt dat ick vercope aen Winant Bitter und Gueden sijne huisfrawen een stuck lands van edel en eigenerfs im kerspel en gericht van Weele op den Duetisch, etc. wijlen hij sijn zegel niet bij sich heeft onderteickent voor hem Derick Smullinck. 1484 up vrijdach na sondach jubilate. Zegel: Deric Smulling.



Afschrift 158

Ick Johan van Linne rintmeister im Lijmersch tuiget dat vor hem in gerichte komen is Johan van Kessel en Baete sijn echte wijf die bekennen vercogt te hebben h. Claes van Camphuisen priester en vicarius onser lieve vrowen altaer in de kircke to Zevener tot behoef der vors. vicarien, een stuck lands so Johan Vogel? und Trude sijn echte wijf met Baete oirer dochter in hijlixvorwerden Johan van Kessel vurs. gegeven hebben etc. hierover waren tinsgenoten Gerit Palick van Camphuisen und Spaen van Camphuisen. 1453 des manendags na sinte martins dagh in der winter. Zegel: Van Linne.



Afschrift 159

Oswaldt von Tencking wittib von der Horst, saget ein capital auf an den erenfesten und vromen Davidt von Udesheim oiren gunstigen nefen und freundt. 24 octob. 1568.



Afschrift 160

so Hendrick van Camphuisen sijn voor huisfrowe sehl. buiten wille und weten oirer vrunden getrout, en in 10 jahren geen geldt van oer bruidtschatt bequam, en oir in alle vele jahren heeft moeten onderholden, is hij in groote schulden geraeckt, heeft hij sich derhalven uyt noot en om sich te rette gehylickt met jonffer Gijssel sijn itzige huisfrow, met derer gelder, hij sijnen leenguederen seer verbetert heeft, oock ondertuschen die vorkinderen heeft moeten onderholden, en eenen soon na Lieflandt gesonden en gebracht, derhalven vermaeckt Hendrick van Camphuisen vors. sijne meeste goederen an sijne nakinderen die hij van juffr. Gijssel heeft, te weeten Eva en Berndt, suster en broeder. Henrick en juffr. Gijssel leeven noch 1538.



Afschrift 161

Arndt van Pellant bekent schadelos te willen holden Sander van Eijll Sanders soon wegen gedanene borgschaft aen Stijnbert Genenwaltz, etc. 1455 des saterdach op sinte andries avont des heilig. apostels. Zegel: Arndt von Pellant.



Afschrift 162

Die schepen tot Gelre tuigen dat vor oer komen sijn Sander van Eijll und junffer Elisabet sijn ehelicke huisfrow und Johan van Eijll gebrudern, etc. 1516 dingsdag ??? judica in der vasten.



Afschrift 163

Die schepenen zu Buckelmundt und Esch tuigen dat vor oer in eigenen personen erschenen sindt die erbaren und doegsamen Margret, Herman, Anna, Gude, Sophia und Catarina von Udessum, gebroedern und gesusteren, mit ihrem gekornen mombar ihrem lieben Vatter, der erbaren Wilhelm von Udissum, besitzen das Hohe Haus in Berendonck tot Wetten. 1560 den eilfden junii.



Afschrift 164

Ick Gijsbert Cloick vulmechtig stadtholder Rijckwijn Cloicken deeser tijdt richter in Lijmersch und wij schepenen tot Sevener bekennen dat vor oer getoont is een gesegelden brief van die stadt Groningen van volgenden inholdt [kantlijn: 1548]. Wij borgermeester en raedt in Groningen betuigen dat vor ons gekoomen die erentvesten und vromen juncker Haijo Uniko und Dido Manninga to Luisborch etc. gebrudern, und bekanten vor oer en oeren erven dat sij hebben vercogt en averdraegen an den erenfesten en vromen Claes van Camphuisen, eene jaer rente uijt het goet tot Uijtwerde dat Peter Entens nu als meijer gebruickt; gemelde bruder sullen sulcke rente jarlix weder in lossen mogen; gegeven tot Groningen 1548. Wunsdag na martini episc. in den winter, doe Elis Lellens, Evert Mepsche, Reijnt Albarda und Albert Jarge, burgemeisteren waren unser stadt. Dat gericht van Sevener onderseegelt 1551 op gudesdach post conver???tionis pauli.



Afschrift 165

Wij schepenen tho Calcar tuegen dat vur Evert van Caldenhaven und Derick van den Waije Lathem op Wisselrewaerde van den Nijenvelde und vor ons komen sijn Heilewich van Wischel die wilner wittelick wif was Dericks van Wischel zalige gedechte und Derick van Wichel oer soen, und hebben bekant dat sie aling verteegen en uijtgedaen hebben in behuef Lambert van Xanten en sijnen erven alle alsulcke have, recht und handen als sie hadden aen die aelinge erve und guede dat sie liggen hadden in den gerichte van Wisselrewaerde in den Nienvelde und to liefgewin ruert van den hogebarnen ons lieve genedige hertoug Adolf van Cleve und greve van der Marck dit confirmeert Lambert Pape nu ter tijdt ambtman des hertougs en geeft wijder de voerhandt an Otten van den Gort und Henrick sijnen sone, te weeten Otto de 2 handt en Henrick die 3 handt van wan Hendrick die bekoomt, so sal hij Katrin sijner onechten suster geven eene summe geldts. 1417 donnersdag christina epiphani domini.



Afschrift 166

Ick Johan van Lijnne op dese tijdt rentmeister in Lijmersch tuige dat vor mij in gerichte gekomen is Gertruidt van Hasselt met oer, Lambert van Hasselt oer echte man en momber en hebben vercogt an Reint Mascop een stuck landt tot Babbergen. 1464 des negsten sonnendag ptus bonifatii. Zegel: Johan van Lijnne.



Afschrift 167

Also twist en oneinigheit tuschen dem erenfesten Claesen van Camphuisen, eirs? und dem pastor an die alde kircke, vortz kerspels luiden to Badtberg und Holthusen, ander theils wegen der presentation tho der vicarien unser lieven vrowen altaer, daselfs, gekoomen so wirdt solcke bij geleit von dem edelen erentfesten Heinrichen von der Recke, hofmeister und droste in Lijmersch, hier over wahren an sijd van Claes von Camphuise und von sein swieger soen Hilbrandt von Els sijns dagesfrunden Wolter und Albert Smulling und Gerrit Leijendeckers, und an der sijde des pastors der Alderkerck, hern Henrichs Hutings, Cornelis van Herdt, Johan von Zeller, Derck Lotgers, Reinert Mascop, Johan die Raet, Wolter Goesens, und Wessel Holthuis. 1580, 24 maij. Zegels: heindrick von der Reck, Nicolaus van Camphuisen, Wolter Smulling, Albert Smulling, h. Henrich Huting past., Cornelis van Herde, Johan van Zeller, Albert van der Hoeven, schepenzegel.



Afschrift 168

Met bewilligung Gerrit van Els der Alde, Giesbert van Els, Wolter van Els, Jacob van Ardt als man en mombar sijner huisfrowen Sophien van Els, junffer Arndt van Els, Anna van Els, und Mechteldt van Els. Wordt een frundtlick en unverbreecklick buitschap? beschloeten tuschen den edelen en erenfesten Hilbrandt van Els, und sijner l. huisfraw junffer Eva van Camphuisen ter einer, und den oick edelen und erenfesten, Gerrit van Els ter anderer sijden, in sulcker vorwaerden: 1. is versprocken dat Gerrit van Els der jungste vorg. na afsterven sijnes liven vaders Gerrit van Els hebben en erflick behalden und gebruicken die Haefsaidt? mit die alinge erfguderen in Diedem, so als Gerrit van Els der Alde und sijn huisfrow joffr. Elisabeth van Lawick gnt. van Els zahl. dat beseten en bewoont hebben waer tegen vorg. Hillebrandt van Els und jofr. Eva van Camphuisen erflick hebben sullen, sodanick andeel als an vors. oeren broeder Gerrit van Els van joffr. van Ruitenberg in oeren testament legiret an een goet gelegen bij Wijck gnt. den Steinwehrt wijters so Gerrit van Els der Junge sonder echte geburte sol kommen te sterven, en an dat goet Haefsaidt? wat verbetert hatt sal in die fal Hillebrandt van Els des vorg. Gerrit van Els huisfraw joffr. Anna van Haus gnt. van Els of oeren erven, de helffte darvan verguden. Hier over sijn geweest die edle en erenfeste Niclaes van Delen en Jacob van Ardt als naberen freunde en mannen van leen. 1582 den 21 april.



Afschrift 169

Wij Gerijt van Vijnckwick und Gerijt Palick van der Wijlten bekennen als gude saeckenw?de schuldig te sijn Gerit van Remen, Elisabeten sijner echten huisfrowen en oeren erven, als van erve en leengude dat ick Gerijt van Vinckwijck van oen gekogt hebbe en to leen ruert an Johan van Linne, eene somme geldes. 1457 in vigil? beati andrea ap. Zegels: Gerijt van Vinckwijck, Gerijt Palick, Johan van Linne.



Afschrift 170

Ick Johann van Lijnne op diese tijt rendmeister in Liemersg. 1447 manendags nach lucien?. Zegel: van Linne.



Afschrift 171

Ick Johannes Vogel met Trude mein echte wijff bekennen dat wij heffen gegeven Derick und Johann Cloeck gebrudern enen fasten weder koop an dem gude dat si liggen hebben in den kerspel van Dijdem. Beij gebreck der segels van Johann und Trude vorgemeld onder segelt vor oer Doijs van Bingerden. 1429 op st. gertruytentag der heligen junfraw.



Afschrift 172

Ick Johann van den Loe Ritter op dese tijt amptmann in Liemers bekenne dat vor het gericht komen is Johann van Lijnne und Swenelt sin ehlicke huisfraw welcke sich enander op volgender manier tuchtigen. 1. tucht hij haer in dat Heckten Guet und all dat darbij gehoret, nae Swenelden toodt sillen oerer beijden erven gelijck deijlen. 2. tuchtet sie hem in all het örige so als haer dat an geerft is of an erven mag van haer vründen vader oeme herr Wessel Zwartkop praebst to Wischel brüder süstern etc. gelick als dat in den gerichte van Cleverham van Kell und anders gelegen is. Dese tucht bevestigt her Johann van den Loe ritter, vorg. hier beij en over sijn gewest schepenen der bancken van Zevener Johann van Camphusen en Frederick Molner, der bancken van Groijssen Reinard in den Bongart und Gadert Cloeck, der bancken van Duven Henrich Mom und Lambert van Poelwijck, welcke allen ire segel hieran gehangen hebben, und Swenelt vorg. bij gebreck ihres segels bit Albert in den Bongart vor ihr to willen segeln. 1460 des guedes dag p. remigii beati confessoris. Zegels: Johan van den Loe, Johan van Camphui:., Frederick Molner, Reinardt in den Bongardt, Gadert Cloeck, Henrick Mom, Lambert van Poelwijck, Johan van Linne, Albert in den Bongardt.



Afschrift 173

Wij Anthonis van Lalaing, grave van Hoochstraten heere van Montingni van Culenburch, stadthouder general van Hollandt Zeelandt en Vriesslandt als voecht enn momber enn echte huysheer van Ellisabeth ouste dochter enn vrouwe tot Culenborgh etc. doen kondt vor onse erven und nachkomme heer off vrouwen tot C?. dat wij door onsen getrouwen Joost van Bueren stadthelder onser leenen oircond onser mannen van leen na bescreven overmidts overlijden Wolter Smöllinck, Dirck Smöllinck soon uuyt crachten van zekere brieven van maichgesceit verlijt enn beleent hebben Raeb Smölling den tienden gelegen in die Liemers tot Zevener so als Wolter Smölling vorg. die van ons te leen hijlt ten Zutphense rechten. Hierover waren onse mannen van leen Melchior van Culenborch en Conrat Zurmond. 1522 den 12 augusti. Zegel: Lalaing.



Afschrift 174

Wij Johan van Camphuisen, Willem van Böningen, Fredrick van Tateler und Roelof Derixsoen, kerckmeisteren to Zevener, bekennen schuldig te sijn an Johan van Linne van wegen leijen so hij om te kerck te decken, betaelt hadde. 1459, fer: z p us invoca?. Zegels: Johan van Camphuisen, Wilhem van Boeningen, Frederick van Tateler, Roelof Derixsoen.



Afschrift 175

Wij Johan van Camphuisen die Jonge, Wilhem van Boningen, und Wijnant Bitter, doen kont dat voor ons komen is Johan van Camphuisen den Olden, die an sijnen natuirlijcke soon h. Claes van Camphuisen vicarius tot Zevener van onse lieven vrowen altar, een stuck lands Ritterskamp?, voor al sijn leven overgeeft. 1471 op st. gawen dach. Johan van Camphuisen, Wilhem van Böningen, Wijnant Bitter.



Afschrift 176

Ick Roelof Momme richter tot Diedem, van wegen des edelen mijns lieven jonck. Wilhems h. ten Berge etc. doe cont dat vor mij in t'gerichte gekoomen is heer Werner van Aerde priester die vercogt heeft eene rente an Johan van Linne, hierover wahren gerichtsluiden Johan von Hessen, und Berndt van Lennep Heijnrixsohn. 1462 op st parncratius dag en alip?. Zegel: Roelof Momme.





Afschrift 177

Wir Richardt von Xanten, Abt des gottshaus Camp, ordens von Cistertien, im Ertzstift Collen gelegen, bekennen nach dem die ehrentugenreiche junckfrawe Hillicke von den Frithof? an des cloisters gut genandt de Liven zu leibgewin behandet stehet in allermaissen wie? Arndt von dem Frithof zu genandt schoelmeister daran behandet gestanden und die vor gem. junffrawe mit recht dar an behandet verwichen jaer 1566? im novemb. die tode hand benandt und gewoldt das ihr l. son Raeb Smulling daran behandet und zu buch gesatz wurde, welcher dan noch eine handt daran gewunnen und benambt nemlich Wolter Smulling sijnen son, und dieweilen kurtverwichen tagen die vielgemelte junf. Hilleken von dem Frithof die schult der natur bezahlet und christlich in gott verstorben ist, so ist heute dato vor uns kommen der erenfeste Raeb Smulling vorgem. und hatt seiner lieben mutter zehl. handt gesonnen, und hatt daran ferner behouden? lassen, seinen soen Johan Smulling, und wiewol der erenfest Steven von Hartefeldt, ohn? verwilligung seiner hausfrawen auch gewunnen, und sich selfs und sijn soen Arndt daran? behanden lassen, welche behandung nicht geschehen wie sichs zu recht gebuer? derhalben Hilleken vom Frithof gekrönt und gebeten das wir der Hartelfeltz nahmen durchstreichen und austhun, und ihren son Raben Smulling daran behanden? wolden, welches also geschehen und stehen also zu buch Raeb Smulling, Wolter und Johan seiner beijde sohnen, und hatt sich Raeb vorg. erbohter? seiner suster aus einem bedt gebohren davor zu verguhten. 1571, 6 julii.



Afschrift 178

Wir Herman grave zu dem Bergh, marggrave von Bergen auff dem Zom, grave von Wal?haim, vreijherr zu dem Bijlandt herr zu Wisch, Ritter von dem orden des Gulden Vliess, Bannherr und von wegen ihre Altezen Stadthalder Gouverneur und Cap gen. des furstenthums Gelderen und Graffschafft Zutphen. Thun? kund das wir auff unterthanig bitten genadiglich belehnt haben Onna von Else mit een lehnguet gelegen zu Diem genant Badernclaw, hieruber und en seind gewesen, als unsere manner von lehen, Hendrich von Zuylen landtrost, Engelbert von Waldenborgh, und Gerhard van Arde, datum in unserer Stadt Bergh. 1610, den 5 april. Zegel: Berg?



Afschrift 179

Fridrich Wilhelm Marggraffe und Churfurst zu Brandenburgh, demnach Onna von Els so den 26 maij 1642 vor uns mit dem Heckten Guth zu dienstmans lehnrechten belehnet worden, todes? v?fahren, und nun dessen schwester Wilhelmina von Els, sohn Hillebrandt von Udesheim dieses lebhen wederum gesonnen als wird selbiger damit belehnet in gegenwart unsers geheimbten regierungs raht Johansen Steinbergh der rechten doctoren, und Alberten Schmöllingh als lehn männer. C? den 19 september 1659.



Afschrift 180

Vorn gottes genaden wir Johan Wilhelm herzog zu Cleve, Gulich und Berg, grave zu der Marck, Ravensberg und M?, herr zu Ravenstein etc. Thun kund das wir Onna von Els belehnen mit dem Heckten huth wie das beij Babberg im Li?mers gelegen wie sein vater sehl. Hilbrant von Els, ? so binnen jahres verstorben: im jahr 1589 damit belehnet gewesen, lassen ihn aus genaden nach die versaumtnus das der vater beij seinem leben die geb?? renovation wegen seiner stetigen schwachheit nit gethan, hier waren beij unsere männer von lehen Johan Grommolt und Gerhardt Ising unsere secretarien. 1602, den 24 maij.



Afschrift 181

Ick Johann van Lijnne rendtmeister in Lijmers tuege dat vor mij in gericht komen is Ghertruit Fluerrijnen? met Wilhelm van Poijlwijck oeren gekarenen momber die verkoopt een guth, etc. 1461 des nechsten tags na st philipp: und jacobs tag der heil. aposteln. Zegel: Johann van Lijnne.



Afschrift 182

Wir Michael Agris und Gerhardt von Aerde, hijlixleutze vonn wegen Johan von Udesheim der einer ende Onna van Elst, Johann van Herde to Camhusen und Heinrich von und toe der Hoevenn op Poelwick wegen jungfrau Wilhelma van Elst ter ander sijdenn, macken eine eheliche verbindnüss zwischen vorg. Johann von Udesheim und Jungfraw Wilhelma van Elst. Datum Alt Zephener den 3er aprill 1611. Zegels: Michael Agris von Bracht, Gerhardt von Aerde, Onna van Els, Johan von Herde, Hendrick von der Hoeven tot der Hoeven.



Afschrift 182

1612 Anno 1612 den ersten merz n.s. ist mein sohn Hans Hillebrant von Udesheim zwischen 8 und 9 uhren an die alte kirche beij Zevener gebohren und den 4 ten auf sontag fastelabend zu Diem in der Kirchen getaufft worden die gevattern waren mein schwager Onna von Elst und mein neef Gerridt von Ardt und meine moije Anna von Elst wittve von sell. Alexander von Udesheim. 1618 den 17 mertz auff gertruiten dag ist er wiederum gestorben und zu Diem in der pfarrkirche begraben worden.

1614 Anno 1614 den 30ten aprill n.s. ist mein tochter Margaretha Juliana des vormittags zwischen 9 und 10 uhren an die alte Kirch beij Zevener gebohren und den 5en maij zu Diem in der kirchen getaufft worden. Gevattern waren joncker Johann Schmölling to Poelwig und jungfer Arendt van Elst und Junfer Class van Elst.

1617 Anno 1617, den 14 januarij auf ein satertag abendts zwischen 5 und 6 uhr ist mein sohn Davidt von Udesheim an die Alte Kirch beij Zevener gebohren und sontags den 22. ejus in meines schwagern Elst hauss getauffet worden gevattern waren Heinrich von der Hoeven zu Poelwig, Gerritdt von Udesheim doch in platz von mein neef Michel Agris, und jungfer Elisabeth von Elst.

1620 Anno 1620, den 17 novembri dinstag zwischen 1 und 2 uhren nach mitternacht is mein dritter sohn zu Diem auf dem Hause Bodenclaw gebohren und sontags den 29. in der kirchen getaufft und ihm der nahm von meinen ersten sohn sell. Hilbrant gegeben worden, gevattern waren joncker Wilhelm Pless, richter zu Diem, joncker Palick von Heerde zu Camphusen, und jungfer Ermgard von Beesde genant von Ard.

1622 Anno 1622, den 21 decembr. st tohmastag s.v. ist mein vierter sohn auf dem Hause Bodenklaw des morgens zwischen 7 und 8 uhren gebohren, und auf volgenden neujahrstag goenstag in der kirche getaufft und ihm der nahm von Claes nach seinem grosvater sell. Claes van Camphusen gegeven worden, gevattern waren Alexander von Udesheim und Jungfer Helena Schmölling, hausfrau von mein schwager Onna van Elst. 1648 den 19 aprill, is dieser Claes in West-Indien in eine schlacht gegen die rebellen Portugiesen gequetzsehet worden, und des andern tages daran gestorben, den 22 dito auf das Recyfo in die France Kirch begraven, er war captain-lieutnant unter sein neef Martin von Elst, Collonel Compangnie, und 2 jahren ale im land gewesen.



Afschrift 183

Johann von Lijnne verpacht ein guth, etc. 1425 des nechsten dienstag vor Palmen.



Afschrift 184

Ick Johann von dem Loe ritter amptmann in Liemers, bekenne dat vor mij im gericht kommen is, Johann von Lijnne, der seiner hausfrauen Geesen Schmölling zur leibzucht verspricht das Hecktenguth und sie Geese mit Derick Schmölling ihren bruder und mumber verspricht ebenmässig ihr guth an ihren mann Johann van Lijnne vorg. 1470 ob judas tag na dem heilig. pfingsttag.



Afschrift 185

1648 Ick Walraven van Steenhuiss tot Upploe, heere tot Aert, landtdrost ende stadtholder der graffliche Berggischen leencammer, doe toe weten dat vor mij erschienen is, die well edle Hilbrand van Udesheim enn hefft unter dhaniglich versocht beleent te mogen worden met een leen gut gelegen tot Diedem genant Badenclaw, tot zutphenschen rechten. Word dat mede beleent als Onna van Elst sijn oem 1610, den 5 aprill, door sein Exie Hermen Graff toe den Berg lofflich memorie darmede beleent is geweest. Hierbeij waren Graffl. Bergg. leen mannen Jr. Wilhelm van Plees richter to Diedem en Jr. Gerhardt van Aerde. 1648, den 10 junij. Zegel:Alberti com. de Bergh et march. de Bergen ad Zooman.



Afschrift 186

Wilhelm hertog to Cleve, Gulich und Berge, grav to der Marck und Ravensburg, herr to Ravenstein, wij doen kund als uns unser lieber besonden Raab Smulling to Prattenburg, und Susanna van Welpendorp sijne ehelicke huisfraw fur gestreckt und an unsern Clevischen landrendmeester Johann Pottgieter, der rechtere licentiaten gelevert hebben 325 enckele bescheide rijxthalers, so bekennen wij dat wij darvor gemelten eheluiden und ihren erven die van oerbeijden in der tweder ehe geboren geven sullen 19,5 rtlr. jährlicker renten uijt unsern haefe to Kaldenhaeve in unsere schluterre to Calckar gehoerent. 1587 den 17 septembr.



Afschrift 187

Ic Elis van Langenvelt op dese tijt richter in Lijemers toe kund dat vor mij im gerichte to Sevener kommen sijn Werner van Lennep und Margaretha sijn echte huijsfraw und mit oer Wijllem und Deryck van Zuijlen gebrudern echte kindern van Margaretha vorg. und haben bekand dat sij erfflick verkocht hebben aen Johan van Linne een stuck landes geheiten Kestkens Maedken. Hierbeij waren schepenen Johann van Camphuisen, und Gerit Palick van der Wilten, und werd under teickend van Werner van Linnep vor oem und sijner fraw Margaretha, van Willem van Zuijlen vor oem alleen, und van Joris van Lennep vor Deryck van Zuijlen. Anno 1450 feria quarta post festum btor? martini gereonis? et sirtanir?. Zegels: Elijs Langenfels, Johan van Camphuisen, Gerit Palic van der Wilten, Werner van Lennep, Willem van Zuijlen, Joris van Lennep.



Afschrift 188

Wie Gerait die Man van Engelsheim, Nesa end Hadvich sin dochteren bekennen mit desem brieff dat wij overmits rade und goetfinden onserer maeghen und frinden vergleken und gescheden sint, met Johann? Haderi? ons schwagern und oem van alsulcken anfal und rechten als ons van Goessen Haderien und sinen wijve aen gestorben war in oerkund der warheit so hebbe ick Geraid die Man van Engelsheim vor mij und mijne dochtern onderzeigelt und wieders gebeden hr. Willem van Boijtberg ridder, Carl van Middeler und Ivan? die Man van Engelsheim onse maeghen und frinnen. 1373, des nechsten frijdags nae half fasten. Zegels: Gerrit die Man van Engelsheim, Wilhelm Boidtberg, ridder, Kaerle van Middelaer, Yvan die Man von Engelsheim.



Afschrift 189

1663 Palick van Heerde to Camphuijsen notifitiret to Camphusen den 22 febr. 1663 aen dem hochedelgeboren und gestrengen herrn h. Hillebrands van Udesheim heere tot de Leemkuil und Berenklaw seinen insonders hochgeerten heeren vetter a Leemkuill. Das gestorven seij sein lieber sohn der hochedelgeborne gestrenge heer Adolph von Heerde de 18 febr. neuen stijl, des nachts om trent 12 uhr und das er soll begraven werden den 27: in die Barochia zu Alt Zephener.



Afschrift 190

1661 [kantlijn: it si een onrechte attestake] L.E. van Asselt zu Gestelen bekennet das fraw Anna von Eijl hausfraw von den wohl edlen Alexander von Udesheim seij gewesen eine dochter von dem adelichen hause Gesteln in dem Nieder Ampt von Geldern. Actum Gestelen den 20. januarij 1661.



Afschrift 191

1555 Ridderschappe und stede des Overquartier durch de stadt Ruremunde verschreven in den jahr 1551? Herman von Wijhe drost tot Geldere, Adrian van Bodtberg, erffmarschalck des landes van Geldern, Georgen op den Berg nu Elbert van Bodtberg zum padtberg, in pladts sijns altvadders; und? der voochdie, Johann van Warenburg, Valmar van Honsseler, Arnt von Eijl, Hensus? van Issem, Cornelius van Honsseler aus dem Niederampt, Adrian von Bodtberg op Gen Wancku?, Hendrich van Wijenhorst opgen Gorstberg, Rudtger Spee angen Molen, Johann von der Horst, Peter van Bodtberg, Daem van der Horst, Henderich van Empel Vochtt, Rutger van Erpra?, Steffen van Huchtenbroech, aus dem Quartier van Cappell?



Afschrift 192

Extract der Ridderschap und Edelluiden op den landdag tot Niemwegen. 1555 den 9 maij. Uijt het quartier van Ruremondd, Arnt van Eijl thoe Gestelen, Adrian van Bodtberg, Johann van Eijll, Jaspar van Holtmoelen, Jacob van Eijll een heer to Geisteren, Christophel van Wilich een heer to Grijubenfoorst, Derick van Eijll ingen Heijden.



Afschrift 193

Extract uijt het Ridderboeck van Gelderland uijt het quartier van Ruremund. 1576 dat ampt Ge?, Johann van Brempt drost to Geldere, Henderich van Hünnepel genand von der Empel, Wolt? Semont, Johan Semont. Uijt Wetten. Arnolt van Eijll op Gestelen, Adrian van Boe? opgen Wanckum, Carl van Erp genant Warenburg, Berendt van der Heijden genant Rinsch, Cornelius van Wiehenhorst opgen Gerstberg, Adolph van Langen op den Vinckenhorst, Willm van Leuwen, Seger van Boedberg ingen Raij, Loijf van Egeren opgen Dijesdonck, Cornelius van Honsseler, Loijf van Honsseler, Johan van Erp genant Warenburg, Cornelius van Boedberg erbmarschalck, Georg op den Berg, David van Udesheim op den Berendong.



Afschrift 194

Eine heijrath beschlossen zwischen die wohledelgebohrne Hilbrant van Udesheim zu der Leemcuil wie bräutigam, mit ihm die wohledelgeborne Everhart von Reetraet zu Schmithuisen sein schwager, Alexander van Udesheim, Gerrit von Els Capitain und Commandeur zu Rees, Dietrich von Els, Palick von Heerde zu Camphuisen an eine seit; und die wohledelgeborne Johanna Francina von Reetraet zu Gruithuis wie braut, mit ihr die wohledelgeborne Everhart von Reetraet zu Gruithuis ihr bruder, Godefried von Meerten zu Holthuisen Capitain ihr oom, Hans Ruloph von Reetraet zu Schmithuisen ihr heeve an anderen seit. Anno 1652, den 26 novembr.



Afschrift 195

Ein frundlich magescheit gemaeckt von wegen versterf erf und gudern wilner Henrichs van Camphuisen, tuschen der erbarer und togenthaffte? junffer Gisselen Hornckens, naegelatenen weduwen, und den ehrenvesten fromen erbaren und togenthaffteen Claes von Camphuisen, Derrick von Voerst als mann und momber junffer Eva van Camphuisen siner huisfrawen, kindern und erffgenaemen des vorgemelt. Henrich van Camphuisen. Claes van Camphuisen vorgemelt sol vor sijnen verfordel ihme von dode sijnes vaters vorgemelt und von versterf wilner Onna von Camphuisen sijnes aeltesten bruders anbestorven hebben, dat huis worin sijn vader to wohnen plach und in gestorven is, die Lemcuil met al er gerechtigket, uitgenomen die vicari St. Antoni altars in die buiten kerck to Zevener, welcke junffer Eva van Camphuisen hebben sal, wijders sal Claes van Camphuisen hebben, den hoff to Babbergen groot 14 morgen, item Heckenwaertken groot een morgen, item een stuck landes to Wel etc. Junffer Johanna van Camphuisen sal bekomen den bawhoff to Groissum, groot 34 morgen etc. Junffer Eva sal hebben den Tienden to Groisum hiertegen sol juffer Gijssel wedobe van Camphuisen hebben anstat willner Berents van Camphuisen ihrer und wilner vorg. Henrichs von Camphuisen sohn, vor desselben kinder deil tom vijfften deil etc. Junffer Gissel wedobe vorg. hat zu ihren momber den erenvesten und fromen Reijner van Aeswijn herr tot Brackel, oock word gebeden die ehrenvest und frome Wessel vom Loe, drost in Liemersch und das schependom to Zevener, zu ondersegeln. 1549 den 4 junij. Zegels: Reiner van Aeswijn, Claes von Camphuisen, Derrick van Voorst, Herman van den Poll, Wessel vom Loe, scheffendums.



Afschrift 196

Derick van Deel? borggreff und Rutger van Oelde, geschworen landtschrijver bekennen dat op het huis Berg erschenen is Hillebrandt van Els als elster sohn, sehl. Gerrit van Els und heeft in afwesen des walgeborne unsers g. herren graven tot den Berg als lehnheer, und Derricks van der Pavort als leenschrijver begert beleent te worden met twee leenguederen dat eene gehieten Boddenclaw in den kerspel van Diedem, dat andere den Hoegencamp in die Hetter in der kerspel van Bienen. 1584, den 28 febr. st. nov.



Afschrift 197

Rechtsforderung Henricks van Camphuisen tegens die gebruderen van Camphuisen oirsaecke Henrick die Groif. Die vorg. henrick van Camphuisen van sijnen an geerfden goedere van dode juffer Gese Smullings tuchtersche (: so sie anno 1531, den 13. august gestorven, te rechte gefordert. 1538.



Afschrift 198

Johan Alste sohn zu Cleve, hertoug zu Gulich zu dem Berge, grave zu der Marcke zu Ravensberg und zu Katzenellebogen etc. verschreiben seinen lieben getrewen Cornelis von Kipshoven das er zu Gulich mit ritterschaft endt? staten? sol zu Gulich zum landtag kommen. Actum zu Burch uff st egedius dag 1514.